20 januari 1965. de kring Utrecht-provincie zitting heeft in het college van gedepu teerde staten. Een goede maand nadat u uw vraag stelde, werd ik toch bena derd door iemand uit de KVP-statenfractieIk stel er prijs op, mijnheer de voorzitter, even uiteen te zetten hoe een en ander is verlopen. Enige tijd geleden werd ik door mijn kinderen geattendeerd op een kranteberichtwaarin stond dat ik mogelijkerwijze zou weggaan, maar waarin ook een - overigens begrijpelijke opmerking voorkwam waar aan mijn kinderen zich stootten. Dit betrof de opmerking: Het is vreemd dat de heer Van Zadel- hoffeen vaste positie in de raad opgeeft voor een tijdelijke in Utrecht. Ik wil dit toch wel even rechtzetten. Toen ik werd benaderd, gebeurde dat met de boodschap dat de kring Utrecht-stad geen kans zag om tijdelijk of, eventueel, definitief in de vervanging van mr. De Vink te voorzien en de statenfractie min of meer het recht had gegeven, om voor de tegenwoordige periode en voor de volgende periode iemand van buiten de stad te benadefen. Dat is dus gebeurd. Ik wil hier direct bij zeggen, dat ik voldoende partij lid ben om de moeilijkheden van de kring Utrecht-stad te beseffen. Ik ben er enerzijds dankbaar voor, dat die kring de zaken heeft opgevat zoals zij heeft gedaan; anderzijds heb ik, toen ik eenmaal was gekozen - althans door mijn fractie -, gesteld: Ik wil deze periode van anderhalf jaar en eventueel de volgende van vier jaar wel overbruggen, maar mocht bij de volgende verkiezing toch een kandidaat van de kring Utrecht-stad naar voren komen op wie men langer kan rekenen dan op mij, dan treed ik rustig terug. Ik zeg dit thans om alle mogelijke misverstanden te voorkomen. Men zou uit het woord "vreemd" in de zoëven aangehaalde opmerking uit een krantebe richt misschien kunnen afleiden, dat mijn vertrek iets zou hebben te maken met eventuele moeilijkheden of iets dergelijks in een raadsfrac tie te Soest. Daarvan is echter in het geheel geen sprake. Toen men mij vroeg lid van gedeputeerde staten te worden, heb ik voor een zeer moeilijke keuze gestaan. In de eerste plaats, om dat het voor mij verschrikkelijk moeilijk is, mijn werk als wethouder in de gemeente Soest op te geven. Wanneer je in de politiek zit, weet je natuurlijk dat je bij nieuwe verkiezingen de kans loopt dat er ande ren komen, maar het is voor mij toch een erg moeilijke stap om op dit moment terug te treden. Toen men bleef aandringen heb ik gezegd: Nou goed, ik zal hier eerst thuis eens over praten; wanneer daar verder geen moei lijkheden zijn, komt de volgende fase; dan zal ik mij richten tot de voorzitter van mijn fractie en deze zaak met hem bespreken; ik ben alleen maar genegen om bedoelde functie in Utrecht te gaan vervullen, wanneer mijn fractie kans ziet om tot een oplossing te komen. Zoals u weet, mijnheer de voorzitter, heb ik in het schrijven waarbij ik ontslag neem als wethouder kunnen stellen, dat het begrip, dat door mijn fractiegenoten is opgebracht met betrekking tot het voorzien in mijn vervanging- mij uiteindelijk heeft doen besluiten tot aanvaarding van de functie in Utrecht. Mijnheer de voorzitter. Thans is aan mijn werk als wethouder, dat ik zovele jaren heb kunnen doen, een einde gekomen. Voor dat werk zijn vanavond vele welgemeende woorden van lof tot mij gerichtDaarvoor ben ik dankbaar, maar ik vind hierin ook aanleiding om te stellen, dat je je taak als wethouder, waarvoor je natuurlijk veel moet doen, alleen ipaar kunt vervullen wanneer er aan drie voorwaarden wordt voldaan. Je kunt je taak als wethouder alleen maar vervullen, wanneer je te maken hebt met een homogeen college van burgemeester en wethouders, wanneer je hebt te maken met een raad waar je mee overweg kunt en wanneer je - 23 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1965 | | pagina 24