17 februari 1965.
25(2) Voorstel tot verpachting van een perceel grond aan P.G. Kok.
De heer DE BRUIN vraagt of deze verpachting plaatsvindt met toe
stemming van de laatste gebruiker en/of eigenaar van het betrokken perceel.
De wethouder HILHORST deelt mede dat de vroegere gebruiker in
Friesland zit. De overeenkomst is, dat wanneer de gebruiker de gemeente
verlaat, het gebruik van de grond automatisch beëindigt. Voor de onderha
vige verpachting is dus geen toestemming van de vroegere gebruiker nodig.
De heer DE BRUIN meent dat de zaak toch iets anders ligt en dat
indertijd is overeengekomen, dat de verkoper en/of gebruiker van de jgrond
deze grond verder mag gebruiken voor agrarische doeleinden.
De wethouder HILHORST zegt dat hierover door de vroegere eigenaar
van de grond inderdaad is gesproken. De zaak is onderzocht. Daarbij is ge
bleken, dat hier geen toestemming behoeft te worden verleend. De betrokkene
heeft dit achteraf ook toegegeven.
De heer DE BRUIN merkt op dat de laatste eigenaar bij hem is ge
weest en aanmerking heeft .gemaakt op het voorstel van het college. De be
trokkene wil deze grond wel in gebruik nemen.
De wethouder HILHORST: Wij hebben gehandeld in overeenstemming
met hetgeen staat in de, destijds met de betrokkene gesloten overeenkomst.
De heer DE BRUIN zegt de originele overeenkomst bij zich te heb
ben. Daarin staat onder punt 6:
"De gemeente Soest staat het bij deze verkochte met ingang van
heden om niet in bruikleen af aan verkopers en/of gewezen pachter
De wethouder HILHORST: Wij hebben een andere overeenkomst. Die
is bij de grondafstand gesloten tussen de eigenaar en de gemeente. Daar
in vindt men een andere passage dan in het door de heer De Bruin aangehaal
de stuk. Laatstbedoeld stuk is vermoedelijk afkomstig van de notaris. Het
door mij bedoelde stuk betreft de overeenkomst tussen de gemeente en de
grondeigenaar
De heer DE BRUIN: Is er dan na de koopakte nog weer een andere
overeenkomst gesloten?
De wethouder HILHORST: Neen, daarvóór. En die overeenkomst is
door de betrokkene ondertekend.
De VOORZITTER merkt ter verduidelijking op, dat er een voorlopige
koopovereenkomst is. Die is volkomen duidelijk. Over deze overeenkomst zijn
beide partijen het ook volkomen eens. De raad heeft naar aanleiding van
deze voorlopige koopovereenkomst een besluit genomen. De notaris heeft daar
op een akte opgemaakt. In die akte heeft hij een algemene redactie opgenomen
die hij in al dit soort contracten gebruikt. Nu zou deze algemene redactie
naar twee kanten kunnen worden uitgelegd. Daar echter de voorlopige koopover
eenkomst heel duidelijk is, is het ook volkomen duidelijk wat de bedoeling
van partijen is geweest en hoe de definitieve akte moet worden uitgelegd.
De heer DE BRUIN merkt op dat na het ondertekenen van de defini
tieve akte, het voorlopig koopcontract vervalt. En de door hem geciteerde
passage staat in het definitieve koopcontract.
De VOORZITTER merkt op dat die passage aanleiding zou kunnen
geven voor tweeërlei uitleg. Om nu te weten te komen, wat de werkelijke be
doeling is geweest, moet men de geschiedenis nagaan. En dan blijkt de be
doeling heel duidelijk. Men zou er dus aanmerking op kunnen maken, dat de
definitieve akte niet geheel duidelijk is.
De heer DE BRUIN: Ik kan mij niet voorstellen, dat een notaris
een akte opmaakt, die voor tweeërlei uitleg vatbaar is.
De VOORZITTER: Dat blijkt hier.'
De heer DE BRUIN stelt voor dit punt aan te houden en nog eens met de vori
ge eigenaar contact op te nemen. Hij acht dit in het belang van de gemeente.
De heer HILHORST merkt op dat deze zaak in de vorige raadsverga
dering reeds is aangehouden.
- 29 -