15 juni 1966.
De urgentie zit in de riolering van het Soesterveen en daarom ontraadt spre
ker de raad met klem het aanhangig maken van de onteigeningsprocedure uit
te stellen.
De heer DE BRUIN: Kunt u de belofte doen, mijnheer de voorzitter,
datii alsnog met deze mensen gaat praten, ondanks de brief die u schrijft
De VOORZITTER: Ja, natuurlijk.
De wethouder HILHORST: Als wij dat niet doen, dan krijgen wij
geen grond Wij zullen wel moeten
De VOORZITTER: Wij hebben het ook in het Soesterveen gedaan
De heer DE BRUIN: Deze mensen zijn ook een beetje geschrokken
van de alinea waarin staat dat niet in der minne tot overeenstemming is ge
komen
De wethouder HILHORST: Zelfs als de raad reeds in tweede instan
tie zijn besluit heeft genomen, blijft het minnelijke overleg altijd nog
mogelijk.
De heer DE BRUIN: Ja, natuurlijk.
De wethouder HILHORST: Nou, daarin ligt volledig opgesloten dat
er zal worden onderhandeld. Ik begrijp de bezwaren niet helemaal goed,
want in de gemeente Soest heeft vrijwel nog geen onteigening plaatsgehad.
Wij hebben alles in der minne kunnen aankopen. Met enkelen die voorkomen
op de onderhavige lijst is de overeenkomst nu al getekend en ten aanzien van
anderen mag worden verwacht dat binnen enkele weken de overeenkomst tot
stand komt in minnelijk overleg. Dat was misschien al eerder gebeurd als
men er maar voldoende tijd voor had gehad, maar ik herhaal dat het alfabet
soms te kort was om het aantal aankopen te letteren. Verder vinden er veel
verkopen plaats. Dat alles moet worden uitgemeten en beredeneerd en worden
behandeld met de betrokkenen, waarbij vaak heel veel bezoeken moeten worden
afgelegd, voordat overeenstemming wordt bereikt. Men kan wel alles in enkele
dagen afgewikkeld willen hebben, maar dat zou betekenen dat wij zouden moe
ten komen tot een personeelsuitbreiding die wij in hoge mate zouden betreu
ren. Ik geloof dat de wijze waarop wij te werk gaan, de enig juiste is.
Maar laat men gerust zijn: Wij vrezen helemaal niet dat - afgezien van ge
vallen waarin moet worden onderhandeld met mensen met wie nu eenmaal niet
te onderhandelen valt - in dezen tot onteigening zal moeten worden overge
gaan
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
123(13) Voorstel tot het instellen van een rechtsgeding met betrekking tot de ont
eigening van gronden gelegen in het plan Soesterveen I
De heer WESTRA zegt dat uit het bij de stukken gevoegde juridische
advies blijkt, dat de mogelijkheid tot het instellen van een rechtsvordering
in dezen afhankelijk is van de goedkeuring van het uitbreidingsplan in hoofd
zaak Soesterveen I vóór 22 juli 1966 dan wel van de verlenging van de ter
mijn waarbinnen onteigening kan worden aangevraagd, dit in verband met het
feit dat het desbetreffende Koninklijk Besluit per 22 juli a.s. zijn geldig
heid verliestVermoedt het college dat genoemd uitbreidingsplan vóór 22
juli a.s. zal worden goedgekeurd Zo neen, dan moet naar sprekers wijze
van zien thans gelijktijdig een besluit worden genomen om te trachten tot
verlenging van de onteigeningstermijn te komen.
De VOORZITTER zegt dat het verzoek tot verlenging moet uitgaan
van burgemeester en wethouders, dat hij meent dat het reeds is uitgegaan
en dat wanneer het laatste niet het geval is, het in ieder geval zal uit- -
gaan
De heer WESTRA: Het moet natuurlijk wel tijdig gebeuren. Anders
heeft het allemaal geen betekenis, ook het vorige niet
De VOORZITTER: Er wordt natuurlijk geprobeerd om het uitbreidings
plan vastgesteld te krijgen.