leggen. juli 1966. De VOORZITTER zegt dat men wanneer men naar het gemeentehuis komt om de stukken in te zien, desgewenst altijd naar zo'n kaart kan vragen. Hij kan zich voorstellen dat bij de stukken niet alles wat daarop betrekking heeft ter inzage wordt gelegd. Maar als een raadslid nadere informaties wil hebben of een kaart wil inzien, dan is het een eenvoudige zaak om daarom te vragen en dan krijgt men die informaties of de kaart. De heer ORANJE: Niet alle leden van de raad hebben de gelegenheid om overdag hier de stukken te komen inzien. De VOORZITTER: Het wordt natuurlijk wel wat moeilijker op uren dat de secretarie niet open is. Voortgaande zegt spreker dat zal worden getracht de stukken zo volledig mogelijk ter inzage te leggen. Hij is het geheel met de heer de Bruin eens, dat bij een uitbreidingsplan een kaart wel een van de meest essentiële stukken is die er bij horen. Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen, b. brief d.d. 13 juni 1966 van B.J. Boevink en twee anderen inzake de aan Keiler Nederland N.V. verleende hinderwetvergunning met een schrijven van burgemeester en wethouders d.d. 5 juli 1966. De VOORZITTER stelt voor adressanten overeenkomstig het schrij ven van burgemeester en wethouders te berichten. Mevrouw POLET-Musier merkt op dat zij uit een krantebericht heeft begrepen, dat adressanten bij de Kroon in beroep zijn gegaan. Daarom wil spreekster over deze zaak niet te veel zeggen. Wel wil zij opmerken, dat naar haar wijze van zien deze zaak duidelijk maakt, dat in de toekomst bij voorkomende gelegenheden nog meer terughoudendheid moet worden betracht ten aanzien van industrievestiging binnen de bebouwde kom. Het is vaak zo, dat men aanvankelijk denkt dat een industrievestiging geen bezwaar zal op leveren, maar door de technische ontwikkelingen kunnen er later situaties ontstaan die niemand van tevoren heeft kunnen voorzien en die op een gege ven moment voor een bepaald bedrijf broodnodig zijn, doch die zoveel hin der gaan opleveren dat er voor de omwonenden een onhoudbare situatie ont staat. Spreekster gelooft dan ook dat het verstandig is om in de toekomst veel strenger te zijn. De heer ORANJE sluit zich aan bij hetgeen mevrouw Polet heeft opgemerkt over de wenselijkheid van terughoudendheid bij.industrievestiging in de bebouwde kom. De VOORZITTER zegt dat over het algemeen de moeilijkheid is, dat men heeft te maken met bedrijven die zich vestigen op terreinen die in het uitbreidingsplan een bedrijfsbestemming hebben gekregen. Dit geldt niet voor het onderhavige geval, aangezien er ten aanzien van het betrokken ter rein nog geen geldig uitbreidingsplan was. Maar de narigheid die men wel eens met andere bedrijven heeft gehad in vergelijkbare situaties was, dat de betrokken terreinen een bedrijfsbestemming hadden en dan is het, althans juridisch, veel moeilijker om zulke bedrijven te weren. Het is wel eens geprobeerd met goede woorden en door erop te wijzen, dat het betrokken be drijf op een bepaalde plaats bepaald niet op zijn plaats zou zijn. Omdat in het onderhavige geval geen uitbreidingsplan van kracht was, was de moge lijkheid om te weigeren wel aanwezig. Spreker is het met mevrouw Polet eens, dat men in de afgelopen 10, 15 jaar wel heeft geleerd, dat een aanvankelijk onschuldig bedrijf op een bepaalde plaats kan uitgroeien tot een overlast voor de omgeving, zo dat men achteraf moet zeggen dat het beter was geweest als het bedrijf niet op die plaats tot stand was gekomen. Het college wordt op dit punt dan ook wel kritischer. Hierna wordt met betrekking tot deze stukken besloten overeenkom stig hetgeen daaromtrent door de voorzitter is voorgesteld. De VOORZITTER deelt mede dat voorts is ingekomen een brief van - 136 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 137