6 september 1966. van de derde wethouder. De P.v.d.A. neemt niet meer een duidelijke 3e plaats in. Integendeel. Bij de jongste verkiezingen zijn op de V.V.D. meer stem men uitgebracht dan op de P.v.d.A. Het was een kleine meerderheid, zodat het niet tot uiting kwam in het aantal zetels; dat is nu voor beide partijen gelijk. Wij moeten er evenwel vanuit gaan, dat het volk bij de raadsver kiezingen heeft gesproken. Als de bevolking in groter getale op de V.V.D. stemt, mogen wij hieruit afleiden dat de bevolking het zeker zal accepte ren - en het zou overigens ook wenselijk zijn - dat de derde wethouders zetel door de V.V.D. wordt bezet. Ik zou daarom een beroep willen doen op de fractie van de P.v.d.A. haar candidatuur voor de derde zetel in te trekken. Ik zou zeggen: Toon u ook in het politieke spel een goed verliezer. Dat zal ook door uw kie zers worden gewaardeerd. Als de P.v.d.A. nu niet de consequenties trekt uit deze verkiezingsuitslag en een volgende raadsverkiezing een omgekeerde situatie te zien zou geven, hoe zal zij zich dan kunnen beroepen op de uitslag van de verkiezingen? Daar heeft zij dan niet meer het recht toe. Ik doe dus een dringend beroep op de fractie van de P.v.d.A.Toon u een goed verliezer.' De VOORZITTER verzoekt de heren Korte en Oldenboom met hem het stembureau te vormen en stelt voor allereerst te stemmen ter voorziening in de vacature Hilhorst. De heer HOM stelt namens zijn fractie de heer A.P. Hilhorst can- didaat Uitgebracht worden 22 stemmen, waarvan 18 op de heer Hilhorst en«L| blanco, zodat de heer Hilhorst is benoemd. De heer HILHORST? het woord verkrijgend, spreekt als volgt: Mijnheer de voorzitter, geachte medeleden van de raad. In zo'n eerste ver gadering is, na het afleggen van de eed, het benoemen van wethouders een belangrijk moment. Men heeft zich beschikbaar gesteld voor het raadslid maatschap, en men heeft dat ongetwijfeld gedaan met de bedoeling de gemeen schap Soest zo goed mogelijk te dienen. Daarom is het begrijpelijk dat het kiezen van het dagelijks bestuur van de gemeente als een zware beslis sing wordt gezien. Zoëven hebben wij duidelijk kunnen beluisteren hoe be langrijk men die vertegenwoordiging in het dagelijks bestuur van de gemeen te acht. Dat is ook inderdaad het geval. Ik ben, mijnheer de voorzitter, zoals u weet in de "overbrugging" terecht-gekomen door het vertrek van de heer Zadelhoff. Ik heb me toen geen ogenblik kunnen voorstellen, dat dit het gevolg zou zijn. In die periode heb ik veel medewerking van u en van mijn collega-wethouders ondervonden, alsmede van de ambtenaren maar vooral van de leden van de raad. Zij hebben mij duidelijk geruggesteund waaruit ik de overtuiging kreeg, dat zij de wijze waarop ik het werk deed waardeerden, hoewel het natuurlijk feilen vertoonde. Gezien deze waardering wil ik echt met genoegen de komende peri ode deel uitmaken van het college. Ik beloof de raad dat ik, evenals in het recente verleden, alles zal doen wat van mij mag worden verwacht om het belang van de gemeente op een zodanige wijze te dienen, als door onze raad wordt voorgestaan. Ik dank de raad voor het mij geschonken vertrou wen en ik zal alles in het werk stellen om dat vertrouwen niet te bescha men. De VOORZITTER verzoekt de heer Hilhorst achter de bestuurstafel plaats te nemen en stelt vervolgens voor over te gaan tot voorziening in de vacature van den Arend. De heer BERKELBACH VAN DER SPRENKEL zegt dat hij als partner in het huwelijk, dat is gesloten volgens berekening - als men veel rekent zoals de heer de Bruin dat doet, zou men dat inderdaad zo kunnen stellen; - 174 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 175