15 december 1966.
:r
le
j
volk doorgaan, is mij wel eens onduidelijk. Deze twijfel wordt er zeker
niet minder op, wanneer men in onze gemeente rondkijkt. In uw antwoord
aan de raad komt een zeker optimisme en zelfs een neiging tot tevredenheid
tot uiting wat betreft de afvoer van grof huisvuil. Wij zijn niet zo opti
mistisch als u bent. Het blijft een zeer moeilijke zaak; daarvan zijn wij
ten volle overtuigd. Wij hopen dat u ter zake de ingeslagen weg zult
blijven volgen. Onze fractie vraagt zich voorts af, wat er gedaan kan
worden aan de autokerkhoven, die zo hier en daar in de gemeente beginnen
op te vallen.
Overgaande naar de stichtingen, die mede vanuit de raad van deze
gemeente worden bestuurd, komen wij terecht bij de Malva Hoeve. Wij moe
ten, meen ik, aannemen, dat de begroting van deze stichting vandaag niet
kan worden behandeld. Dat dit voor zo'n kleine stichting het geval is,
wijst er al op, dat de zaken niet lopen, zoals zij zouden moeten lopen.
Hoewel zelf lid van het dagelijks bestuur van deze stichting, kan ik niet
anders dan uit de geruchten, die mij hebben bereikt, tot bovenstaande
conclusies komen. Is het mogelijk de gemeentebegroting goed te keuren, ter
wijl de begroting van de Malva Hoeve wordt aangehouden? Hoewel de goede
wil in het afgelopen jaar werkelijk wel tot uiting kwam, spijt het mij toch
ook dit jaar weer een ontevreden geluid te moeten laten horen.
Tenslotte, mijnheer de voorzitter, is er weer de gelegenheid om
u dank te zeggen voor uw leiding en de ambtenaren voor hun hulpvaardigheid.
Wij hopen dat ons werk in dezelfde goede geest ook het komende jaar weer
zal kunnen worden voortgezet in een raadzaal, die te klein is, op stoelen
die weliswaar van normale hoogte zijn - maar ook andere afmetingen van
een stoel zijn belangrijk.' - en tot tien uur 's avonds zonder tabak.
Nog een laatste vraag: Zou het niet mogelijk geweest zijn om met
ons als raadsleden tot een afspraak te komen dat er tot een bepaalde tijd
niet zou worden gerookt? Misschien zou zelfs met de pers deze afspraak
gemaakt kunnen worden, waarna er een bordje "niet roken" voor de publieke
tribune resteert.
De heer DE BRUIN spreekt daarop de volgende rede uit:
Mijnheer de voorzitter.' Bij de behandeling van de begroting na
de gemeenteraadsverkiezing van 1962 deelde de toen», alige fractievoorzitter
van de K.V.P. mede, dat was gebleken dat zijn fractie het in de periode
1958 tot 1962 bijzonder goed had gedaan, want de fractie was van 7 op 8 ze
tels gekomen. Gemakshalve vergat de voorzitter van de K.V.P.-fractie de
natuurlijke aanwas en het feit dat die achtste zetel een restzetel was.
Bij de dit jaar gehouden gemeenteraadsverkiezingen is de K.V.P. teruggezakt
van 8 naar 7 zetels, terwijl de zevende zetel werd behaald met een minimum
aantal reststemmen. De samenstelling van het college in de jaren 1962-1966
is dus niet zo gelukkig geweest voor de K.V.P. Dit had voor genoemde partij
een gerede aanleiding kunnen zijn een betere combinatie te vormen, maar op
de meest ondemocratische wijze is het huidige college samengesteld en is
de tweede partij in grootte in Soest, de V.V.D., volledig buiten de bespre
kingen gehouden. Op grond hiervan, mijnheer de voorzitter, kunnen wij aan
uw college - waarbij wij uw persoon volkomen buiten beschouwing laten -
niet dat vertrouwen schenken, hetwelk wellicht de leden van de andere
fracties wel kunnen doen. Het niet opnemen van de leden van de V.V.D.-frac
tie in het bestuur van diverse stichtingen in commissies -waardoor wij niet
betrokken zijn bij de beleidzaken van de gemeente - is ons een doorn in het
oog.
De V.V.D. meent dat de juiste relatie tussen uw college en de raad
ontbreekt. Als voorbeeld zouden wij willen noemen dat het correcter ware
geweest, indien u ons op de juiste tijd op de hoogte had gesteld van de
beslissing van gedeputeerde staten inzake de wethouderssalarissen. Het bij
herhaling laten verschijnen van raadsstukken geeft ons veel moeite bij het
- 227
ie