15 december 1966.
over een bijdrage bij het exploitabel maken van gronden voor de woningbouw.
Maar uiteindelijk zullen al deze structurele veranderingen geld kosten, dat
door ons gehele volk op de een of andere wijze opgebracht zal moeten worden.
Uit de aanbiedingsbrief is al gebleken, dat wij een achterstand
hebben bij het onderwijs van 35 lokalen. Dit aantal zal nog stijgen, wanneer
het aantal leerlingen per lokaal daalt. Zou het college misschien kunnen mede
delen, hoe het staat met de voorbereidingen voor de invoering van de wet
op het voortgezet onderwijs?
Het tekort aan gymnastieklokalen treft niet alleen de scholen, maar
ook de verenigingen. Evenals het tekort van tenminste 9 sportvelden, heeft
dit een zeer nadelige invloed op de vrijetijdsbesteding van de jeugd. Juist
om deze een zinvolle vrijetijdsbesteding te geven, is een uitgebreide accom
modatie voor actieve sportbeoefening noodzakelijk. Het is verheugend dat
er in het afgelopen jaar een centrale leeszaal en bibliotheek konden worden
gesticht. Dit biedt aan een andere vorm van vrijetijdsbesteding uitgebreidere
kansen.
Wat de woningvoorziening betreft, is het dit jaar een droeve zaak
geweest. En helaas zijn de vooruitzichten voor het jaar dat voor ons ligt,
niet veel beter. Het enige dat op dit terrein tot tevredenheid stemt, is het
feit dat de uitzettingsgevallen tenminste opgevangen zijn. En het slaan van
de eerste paal van Molenschot zal vele bejaarden met nieuwe hoop vervuld
hebben.
Enige jaren geleden hebben wij er reeds bij uw college op aange
drongen, meer voorlichting aan het publiek te geven over op stapel staande
plannen. Er dringen toch altijd geruchten over door en die geven aanleiding
tot nodeloze ongerustheid. Dit laatste is ook al weer het geval geweest met
het winkelrapportGraag zouden wij nu eens concreet van het college horen,
of het van plan is hier op korte termijn aandacht aan te schenken.
Rest ons nog om het ambtenarenkorps te danken voor de grote bereid
willigheid, waarmee het ons altijd ten dienste staat, en u, mijnheer de
voorzitter, te danken voor uw leiding, waardoor onze vergaderingen altijd
in zo'n prettige sfeer verlopen.
De heer DE GROOT houdt hierop de volgende rede:
Mijnheer de voorzitter.' Wij willen niet uitvoerig stilstaan bij
alle in de begroting behandelde punten. Het is thans namelijk de eerste keer
dat wij als fractie van de Boerenpartij de openbare begrotingsbehandeling
meemaken. Wij missen daardoor nog de ervaring en de deskundigheid om een
begroting precies en zuiver te belichten en te bezien.
Dat aan deze begrotingsbehandeling thans ook de Boerenpartij
meedoet, is een bewijs, dat Soest een vooruitstrevende gemeente is. Het
is op het ogenblik namelijk zo, dat elke vooruitstrevende gemeente van enige
betekenis in het land, een raadsfractie van de Boerenpartij heeft. Er is op
dit punt weliswaar een achtergebleven gebied, maar daar behoort Soest beslist
niet bij.'
De wethouder HILHORST: Misschien komt het weer.'
De heer DE GROOT: Wij willen onze dank uitspreken voor het feit,
dat wij hier in het algemeen goed worden geaccepteerd - afgezien dan van
hetgeen in de raadsvergadering van 6 september is voorgevallen en wat wij
ten diepste betreuren.
Dat een sluitende begroting is ingediend, mag ons allen tot ver
heugenis stemmen. Dit te meer daar dit resultaat is bereikt zonder de be
lastingschulden tot een maximum aan te draaien. Wij kunnen echter niet zeggen
dat men zich bij het opstellen van deze begroting volledig bewust is ge
weest van de moeilijke financiële positie, waarin ons land op het ogenblik
verkeert. Er zijn wel enkele punten in deze begroting aan te wijzen, die erop
duiden dat men er nog niet aan toe is om elk dubbeltje om te keren alvorens
het uit te geven. Eén voorbeeld wil ik noemen: Het feit dat het in het fonds
- 230 -