15 december 1966.
Verder heeft de heer Berkelbach van der Sprenkel naar voren ge
bracht het probleem van de prognoses. Gingen de prognoses aanvankelijk tot
het jaar 1980, thans reiken ze tot het jaar 2000. Dat is o.a. het geval in
de tweede nota inzake de ruimtelijke ordening. Daarin vindt men prognoses
ten aanzien van de bevolkingsgroei van Nederland en in het kader van het
westen des lands ook van Soest. Daarop is het beleid in Soest natuurlijk
wel enigszins afgestemd. Men moet zich echter realiseren, dat het slechts
prognoses zijn. Het kenmerk van een prognose is, dat zij altijd weer her
zien moet worden. Het is daarom goed plannen gefaseerd te ontwikkelen, zo
dat men bij iedere nieuwe fase met de dan geldende prognoses rekening kan
houden. Bij een dergelijk fasering wordt natuurlijk wel uitgegaan van een
uiteindelijke conceptie. Dat is nu eenmaal noodzakelijk, wil men tot een
verantwoord plan komen. Soest voert te dezen een voorzichtig beleid door
met betrekking tot het Soesterveen iedere keer een stuk onder handen te
nemen, dat niet verder reikt dan een paar jaar. Daardoor loopt men niet
vooruit op een ontwikkeling, die zich later niet blijkt voor te doen. Men
zal zich er echter op moeten instellen, dat de ontwikkeling gaat in de
richting van een verdere verstedelijking van Nederland. Men zal voorts te
maken krijgen met een sterke schaalvergroting, waardoor het gezicht van
nieuwe wijken en nieuwe steden anders zal zijn dan van de oude. Zoals be
kend heeft Soest een nauw contact met Amersfoort en omringende gemeenten
in verband met het structuurplan. Daaraan is nu de laatste hand gelegd.
De meningen daarover zijn echter verdeeld. Verder is er een commissie die
een streekplan maakt voor het Vallei- en Eemgebied. Soest zal niet onder
dat streekplan vallen, omdat het valt onder het streekplan voor de Utrechtse
Heuvelrug. Soest is bij eerstbedoeld streekplan evenwel zo nauw betrokken,
dat het wel in de streekplancommissie is vertegenwoordigd en de studies
op de voet kan volgen.
Aan de premiewoningen wordt hard gewerkt. Het ziet er naar uit,
dat binnen afzienbare tijd dienaangaande iets concreets ter tafel zal komen.
Aanvankelijk bestonden er te dezen wel enige moeilijkheden, maar men is
met deze zaak inmiddels een heel eind opgeschoten.
Van verschillende zijden is geïnformeerd naar het middelbaar
onderwijs. Deze zaak is ook verleden jaar in deze vergadering ter sprake
gekomen naar aanleiding van een vraag van mevrouw Polet over een berichtje
in de krant over de school van prof. Perquin. Deze wilde een bepaald type
school stichten. Er heeft overleg met prof. Perquin plaatsgevonden. Deze
had echter haast en heeft een school in Zeist gevonden, waar hij zijn ex
perimenten kon doen. Daarna heeft spreker een onderhoud gehad met de chef
van de afdeling v.h.m.o. van het departement. Wil men in Soest tot een
middelbare school komen, dan moeten daarvoor de nodige gegevens worden ver
schaft. In verband daarmede is het E.T.I. verzocht de desbetreffende gege
vens te verzamelen. Deze zaak verkeert derhalve nog in een voorbereidend
stadium
Wat betreft de verkeersdeskundige deelt spreker mede, dat dien
aangaande overleg wordt gepleegd tussen de stedebouwkundige en een verkeers
deskundige. Dat is een oriënterend overleg. Wanneer men een verkeersdeskun
dige aantrekt, dan moet die een taakomschrijving krijgen. Alvorens de raad
wordt voorgesteld een verkeersdeskundige aan te trekken, moet er derhalve
voorbereidend werk worden gedaan. Dat gebeurt op het ogenblik. Spreker ver
wacht wel dat daaruit zal voortvloeien een voorstel om een verkeersdeskun
dige in te schakelen.
Dat het Nederlandse volk de naam heeft zindelijk te zijn, wordt
waarschijnlijk meer veroorzaakt door "de eigen stoep" dan de verdere omge
ving. Spreker gelooft dat de Nederlander erg zindelijk is, zolang het om
zijn eigen terreintje gaat. Maar zodra de Nederlander daarbuiten komt, acht
hij zich klaarblijkelijk ontheven van iedere verantwoordelijkheid voor de
- 234 -