15 december 1966.
behandeling klachten geuit. Ook wethouder Hilhorst heeft dit gedaan,
toen hij nog raadslid was. Laat men in de loop van het komende jaar voor
zieningen treffen om te komen tot een meer doelmatige werkwijze.
De wethouder HILHORST zegt de heer Pieren toe dat de door deze
aangesneden kwestie in de commissie zal worden besproken. Het zou eenvou
diger zijn al het werk uit te besteden, maar dat is financieel niet verant
woord. En dan moet men kunnen begrijpen, clat wanneer de gemeente slechts
enkele schilders in dienst heeft, deze voor plotseling optredende urgente
gevallen van hun oorspronkelijke werk worden weggeroepen. Het betreft hier
in feite "klusjesmannen", die met betrekking tot verschillende zaken moeten
inspringen. Men mag daaruit echter niet afleiden, dat de dienst als zodanig
in gebreke zou zijn.
Spreker moet toch de juistheid betwijfelen van de bewering, dat
er met betrekking tot de door de heer Pieren bedoelde schoorstenen alleen
een opzichter is komen kijken, waarna er verder geen aandacht aan de zaak
is geschonken, terwijl desondanks wordt gezegd dat er voorzieningen zijn
getroffen. Daar komt men thans echter niet uit. Het zal het beste zijn
eens precies na te gaan, wat er is gebeurd. Maar er zijn te dezen wel
degelijk voorzieningen getroffen. Of die voldoende zijn, is een andere
vraag,
De heer PIEREN merkt op dat bij onderzoek is gebleken, dat bij
de schoorstenen in onvoldoende mate lood is aangebracht om vocht te weren.
Desondanks is er tot op heden geen aanvullend lood aangebracht. Misschien
is de voorziening geweest, dat men aan de buitenkant de voegen met cement
heeft ingesmeerd. Het aanbrengen van lood is echter niet gebeurd. De klach
ten zijn nog even erg als indertijd. De wethouder moet maar eens bij spre
ker thuis komen kijken; dan kan hij het zelf zien.
De wethouder HILHORST: De heer Pieren gaat al wat overstag.
Hij ontkent niet meer dat er iets is gebeurd.'
De heer PIEREN: Men is in Soesterberg niet geweest. Ik denk dat
het wel in Soest is gebeurd, maar dat men Soesterberg heeft vergeten.'
De wethouder HILHORST: De zaak zal in de commissie worden bespro
ken.
De heer ELBERTSE merkt op in de afdelingsvergadering zich te heb
ben afgevraagd, of het wel nodig is de rentebeschrijving voor de verschil
lende fondsen te stallen op 5,75%. In het schriftelijk antwoord deelt het
college mede, dat het eigenlijk bespaarde rente betreft, ten gevolge van
het feit dat de gemeente de betrokken gelden in de loop van het jaar heeft
kunnen gebruiken. De vraag rijst echter, of het nodig is deze bespaarde
rente aan de desbetreffende fondsen toe te voegen. Het zou ook administra
tief wellicht veel gemakkelijker zijn een vast rentepercentage - b.v. van
vier - aan te houden.
De wethouder VAN DEN AREND zegt de suggestie van de heer Elbertse
gaarne nader te bekijken.
De heer ELBERTSE merkt vervolgens op dat er z.i. met betrekking
tot de kwestie van het doorstromingsfonds een enorm misverstand bestaat.
De desbetreffende beschikking van de minister is uitgevaardigd op 30 decem
ber 1965 en heeft betrekking op het aantal gereedgekomen woningen en het
bevolkingsaantal op 31 december. Op grond daarvan kan men declareren. Spre
ker heeft begrepen dat deze regeling met opzet op 30 december 1965 is af
gekondigd, teneinde de gemeenten de gelegenheid te geven bij het rijk ook
over 1965 een declaratie in te dienen, en wel op grond van de toestand op
31 december 1965. Blijkens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statis
tiek zijn in Soest in 1965 gereedgekomen 377 woningen. Daarvoor zou men
dan ten behoeve van het doorstromingsfonds 50,-- per woning kunnen krij
gen. Op 31 december 1965 telde Soest 32.380 inwoners. Bovendien is in 1965
het christelijk bejaardencentrum gereedgekomen. Op grond van een en ander
komt spreker tot de conclusie, dat over 1965 een bedrag van 36.340,--
- 251 -