16 februari 1966. algemeen gebruikelijk, dat b.v. woningbouwverenigingen of woningstichtin gen in zo'n geval als zekerheid voor de betaling van de verschuldigde rente en aflossing aan de gemeente hypotheek verlenen op de ondergrond en de daarop gebouwde gebouwen. Maar in het onderhavige geval wordt in het ontwerp-besluit onder I punt 3 aan de koper het recht verleend om aan derden een hypotheek te geven. De wethouder DE HAAN zegt dat de heer Westra het begrip "woning en het begrip "pensiontehuis" een beetje door elkaar haalt. De heer WESTRA: Neen, ik spreek over "woningstichting".' De wethouder DE HAAN: Jawel, maar een woningstichting bouwt woningen en bij woningen komt geen inrichting te pas en bij een pension tehuis wel. Voortgaande zegt spreker, dat de Nederlandse Centrale voor Huisvesting van Bejaarden voor de inrichting van het op de onderhavige grond te bouwen tehuis een vrij belangrijk bedrag moet opnemen op de vrije markt en dat "de vrije markt" in dit geval hetzelfde is als de derde(n) genoemd ónder I punt 3 van het voorliggende ontwerp-besluit. De grond en de bouw van het tehuis worden gefinancierd op grond van de Woningwetmaar de inrichting niet. Hier wordt dus niet het volle benodigde bedrag door het rijk verstrekt. De heer WESTRA merkt op dat de centrale garantie van de gemeente vraagf voor een op te nemen geldlening van 1.000.000,voor de in richting van het op de onderhavige grond te bouwen tehuis. Als de gemeen te die garantie verleent, behoeft degene die dat miljoen verstrekt, naar sprekers wijze van zien niet ook nog een tweede zekerheid, in de vorm van een hypotheek op de ondergrond, te hebben. De wethouder DE HAAN: Als met die eis een voordeliger lening kan worden gesloten, waarom zouden wij het dan niet doen? Die eis zit mij niet in de weg. De heer WESTRA: Maar dan verleent de gemeente de centrale 75 jaar lang een voorschot zonder enige zekerheid te hebben voor wat betreft de betaling van rente en aflossing.' De wethouder DE HAAN: Het zal wel meevallen. De heer VAN DEN BERG merkt op dat in dit voorstel een bedrag van 525.330,-- wordt genoemd, doch dat in het op dezelfde grond betrek king hebbende agendapunt 11 ter zake van grondkosten een bedrag van 572.970,-- wordt genoemd. Spreker zou gaarne een verklaring voor dit verschil ontvangen. De wethouder DE HAAN zegt dat dit verschil wordt veroorzaakt door het berekende renteverlies. De heer ELBERTSE leest in het ontwerp-besluit, onder I punt 4: "de betaling van de kooppenningen en de verrekening van baten en lasten zullen moeten geschieden binnen één maand nadat gedeputeerde staten van Utrecht dit raadsbesluit hebben goedgekeurd". Spreker vraagt of deze ter mijn niet heel erg kort is. Hij veronderstelt namelijk dat de gemeente de benodigde gelden niet binnen een maand van het rijk zal ontvangen. De wethouder DE HAAN: De kans dat wij het dan nog niet binnen hebben zit er in. De heer ELBERTSE? zegt dat de genoemde termijn onherroepelijk zal worden overschreden. Hij neemt aan dat hetgeen hieromtrent in het ont werp-besluit staat soepel zal worden toegepast, maar geeft de voorkeur aan een verlenging van de termijn tot 3 maanden. Dat lijkt hem eleganter. De wethouder DE HAAN gelooft dat de heer Elbertse even op de stoel van het bestuur van de centrale is gaan zitten en toen heeft ge zegd: Laten wij de gestelde termijn iets verlengen, anders moet de centra le rente betalen. - 28 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 29