16 februari 1966. ling, dat de N.C.H.B. voor de met deze zaak gemoeide miljoenen instaat. Want het beheer ter zake zal worden opgedragen aan het bestuur van de plaatselijke stichting en dat betekent dat dat bestuur zal omspringen met de miljoenen van een ander. Dat maakt dat deze zaak spreker als lid van dat bestuur nog een beetje zwaarder weegt. In de installatievergadering van het bestuur van de plaatselijke stichting in oktober 1959 was ook de directeur van de N.C.H.B. aanwe zig. Er zijn toen de bij zo'n gelegenheid gebruikelijke vriendelijke woorden gesproken. Een woord dat bij dergelijke gelegenheden altijd Valt, is: team-work. Dat is toen ook gevallen en wel, voor zover spreker zich herinnert, van de zijde van de N.C.H.B. Hij weet nu niet goed, hoe hij de N.C.H.B. aan het verstand moet brengen, dat zij tegenover de plaatse lijke stichting toch wel iets van een verplichting heeft ook in de zin van dat team-work. Men is nu ongeveer zeven jaar bezig. Dat ligt niet aan het college van burgemeester en wethouders en ook niet aan de N.C.H.B. het ligt aan allerlei tegenslagen die er zijn geweest. Maar de N.C.H.B. heeft het vcor het bestuur van de plaatselijke stichting niet smakelijk gemaakt. Spreker was zeer verbaasd, toen hij in juni 1965 plotseling van de N.C.H.B. een envelop met een nummer van de een of andere documentatie dienst van de centrale ontving. Dat was nr. 3. Spreker vroeg zich toen af, waar de nrs. 1 en 2 zouden zijn en zijn primaire reactie was: Nu grijp ik de pen en ik ga schrijven om de eerste twee nummers. Maar omdat hij meer aan zijn hoofd had is het er niet van gekomen en toen heeft hij be rustend gedacht: Nou ja, er zullen er nog wel meer volgen in dit feuille ton; men heeft nu blijkbaar plotseling ontdekt, dat Soest toch ook werke lijk van de grond gaat komen en dat het tijd wordt voor het instrueren van de dames en heren die hier dit tehuis moeten gaan beheren. Hij had werkelijk meer exemplaren van bedoeld documentatieblad verwacht, maar heeft niets meer ontvangen. Hij dacht evenwel dat het nuttig zou zijn geweest, de leden van het bestuur van de plaatselijke stichting in de tijd van niets doen en afwachten maar vast bezig te houden met nuttige theoretische lectuur op dit punt. Hij betreurt het dat dit niet is gebeurd. Het lijkt hem thans de juiste gelegenheid om hierover te spreken, omdat naar aanleiding hiervan misschien aan de N.C.H.B. kan worden medegedeeld, dat het bestuur van de plaatselijke stichting heus wel bereid is om te leren van de centrale en met belangstelling de publicaties van de centrale tegemoet ziet. In de woorden van de wethouder klonk door: De N.C.H.B. bouwt dit tehuis en pas als het er staat moet het beheerd worden, dus pas dan is er een plaatselijke stichting nodig. Maar men heeft aan het begin van deze zaak een plaatselijke stichting gevormd en dan zegt spreker als lid van het bestuur van die stichting: Wij waren geboren, dus moesten wij leven. Het bestuur kon niet zeggen: Wij gaan dan maar zeven jaar op sterk water en dan zullen wij hopen dat wij als het zover is nog voldoende le vensvatbaarheid hebben om actief te gaan beheren. Het is daarom, dat spre ker zo op deze zaak heeft getamboerd. Tot slot zegt hij dat hij volledig akkoord gaat met de in dit voorstel genoemde punten I tot en met IV en met alles wat zij inhouden en dat het hem heus wel bijzonder verheugd, dat deze zaak eindelijk zover is gevorderd als thans het geval is. De heer ELBERTSE zegt naar aanleiding van het voorstel van de voorzitter om thans de punten I tot en met IV te behandelen, dat hij het volkomen eens is met diens opmerking dat de benodigde rijksvoorschotten in een keer moeten worden aangevraagd, Maar het stemt spreker toch niet helemaal tevreden, dat de raad en de plaatselijke stichting de desbetref- - 37 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 38