16 maart 1966. die oefeningen lieten doen die zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hadden. Bedoelde bepaling moet derhalve terdege gehandhaafd worden. Dit heeft niets te maken met de vraag, of de directeur dan wel de conciërge van de desbetreffende school, eventueel in overleg met de betrokken vereniging, iemand uit het gymnastieklokaal kan sturen. De heer ORANJE heeft het gevoel dat de heer Pieren zich in een verkeerde richting wendt. De heer Pieren had hetzelfde aan het adres van de wethouder kunnen betogen, De heer PIEREN: Neen, de desbetreffende bepaling moet gehandhaafd bli jven.' De heer ORANJE merkt op dat de sportstichting wordt geïnstrueerd, dat het lokaal alleen mag worden verhuurd aan verenigingen met een gedi plomeerde leider. Hij heeft naar aanleiding daarvan gezegd: Geeft men die heren niet een certificaat van onvermogen door de directeur de bevoegdheid te geven om ze eruit te smijten? En nu gaat de heer Pieren in het geding brengen verenigingen die over een onbekwame sportleider beschikken, welke leider de mensen gevaarlijke dingen laat doen. Daar heeft spreker het in het geheel niet over gehad. Hij heeft het juist gehad over verenigingen die wèl over een gediplomeerde leider beschikken. Wethouder DE HAAN zegt aan het adres van de heer Oranje dat het feit dat iemand een diploma als sportleider heeft niet inhoudt, dat hij altijd iedere groep in de hand heeft. Er kunnen groepen zijn die een on gewenste activiteit ontplooien als zo'n sportleider zich even omdraait. Ten aanzien van zulke gevallen is een stok achter de deur de mogelijkheid dat de directeur optreedt en zegt: Deze groep komt er niet meer in. Spre ker acht het scheppen van deze mogelijkheid een goede maatregel. Men kan onder de jeugd altijd bepaalde combinaties aantreffen van jongelui die elkaar hebben gevonden in het negatieve. In zo'n geval moet de sportleider wel heel handig en knap zijn, wil hij die situatie volledig in de hand hou den. Daarom, zo zegt spreker, kan ik mij voorstellen,,. De heer ORANJE: Dat het gemeentebestuur dan niet capabel is om daartegen op te treden.' De wethouder DE HAANU gaat van een volkomen verkeerde premisse uit, mijnheer Oranje.' Ik heb straks al gezegd, dat de sportstichting bij dit lokaal niet op wacht staat. Daar draait het om. Wij kunnen daar toch niet een mannetje neerzetten om daar voor politie-agent te spelen?.' De conciërge is er ambtshalve en dus komt het bij de school terecht. En de school behoudt zich, naar mijn smaak volkomen terecht, het recht voor om te zeggen: Wij treden op want er gaat iets verkeerd. Dat lijkt mij volko men logisch. De heer ORANJE: Ik ben begonnen met te zeggen dat ik dit een ple zierig geheel vond en dat ik alleen een formeel bezwaar had. Verder had ik een bezwaar ten aanzien van het discrimineren tussen huurders die wel en huurders die niet lid van een door het rijk erkende bond zijn. Dit laat ste is mij overigens nog steeds niet duidelijk, Het is de heer Pieren ken nelijk meer duidelijk. De heer PIEREN: Ja, dat is mij zeer duidelijk.' De heer WESTRA zou het op prijs stellen wanneer in het ontwerp besluit de woorden "een door het rijk erkende bond of vereniging" werden veranderd in: een Koninklijk goedgekeurde bond of vereniging. Tegenwoordig blijkt dat niet iedereen in Nederland even graag het woord "Koninklijk" gebruikt, maar als volgens de wethouder in het onderhavige geval onder "een door het rijk goedgekeurde bond of vereniging" moet worden verstaan "een Koninklijk goedgekeurde bond of vereniging" (een rechtspersoon), - 52 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 53