van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente
Soest op woensdag 17 mei 1967, te 19.30 uur.
VOORZITTER: de burgemeester, de heer Mr. S.P. Baron Bentinck.
SECRETARIS: de heer J.J.J.M. Festen.
Tegenwoordig de leden: J. van den Arend, G.C. van den Berg, J.W.D. Berkel-
bach van der Sprenkel, J.K. de Bruin, Drs. L.J. Dijkstra, J.J. Ebbers
B.H.A. Elbertse, P. Grift, M. de Groot, K. de Haan, A.P. Hilhorst, J.H. Hom,
J.C. Korte, G.H. Oldenboom, mevrouw P.J, Oranje-Entinkmevrouw S.M.
Polet-MuslerJ.R. van Poppelen, D.Chr. Stam, J.H.N. Veldhuysen, C. Verheus,
mevrouw M.C.P. Walter-van der Togt en A.S Westra.
Afwezig met kennisgeving het lid: P.C. Pieren.
De VOORZITTER opent de vergadering en doet voorlezing van de
gebedsformule
Vervolgens deelt hij mede, dat van de heer Pieren bericht van
verhindering is ingekomen.
Hij verzoekt de raadsleden na afloop van de vergadering nog even
te blijven, opdat nog een punt, zij het officieus, kan worden besproken.
101(1) Notulen van de vergadering gehouden op 17 februari 1967.
De heer DE GROOT zegt dat op bladzijde 59 in de dertiende en
zeventiende regel van onderen Gods naam wordt genoemd. Alle namen die in
de notulen voorkomen beginnen met een hoofdletter. In beide voornoemde ge
vallen staat de naam van God met een kleine letter geschreven. Dat is niet
juist, omdat de naam van God van hemel en aarde wordt genoemd, de naam van
God die zojuist nog bij monde van de voorzitter aan het begin van de ver
gadering werd aangeroepen. De fractie van de Boerenpartij stelt het op
prijs dat voortaan in officiële stukken de naam van God althans ten minste
met één hoofdletter wordt geschreven.
De VOORZITTER zegt dat op bladzijde 59 in de tweede alinea van
onderen o.a. staat:
"In die tijd werd een hetze gevoerd tegen het Oranjehuis, werd gedanst om
de vrijheidsboom en ging men uit van de veronderstelling, dat vrijheid
werkelijke vrijheid is, ook al betekent zij: geen god en geen meester".
In deze zin is God niet als een bepaalde god bedoeld, maar wordt
er meer in algemene zin gesproken. Spreker meent dat god in deze zin niet met
een hoofdletter behoeft te worden geschreven.
In dezelfde alinea komt de volgende zin voor:
"In 1813 heeft het Nederlandse volk god ervoor gedankt".
In deze zin moet God wel met een hoofdletter beginnen. Spreker
weet niet of de heer de Groot het verschil kan aanvoelen. In de uitdrukking
"geen god en geen meester" is god als verzamelnaam gebruikt. In de tweede
zin is er sprake van God danken en er wordt derhalve dank gebracht aan één
bepaalde God.
De heer DE GROOT zegt dat men volgens de geschiedschrijvers in
die dagen wilde afrekenen met de godsdienst. Een en ander lag ten grondslag
aan de Franse revolutie.
De VOORZITTER zegt dat de Franse revolutie de goden overboord
heeft gegooid.
In het eerste door de heer de Groot gesignaleerde geval is er
sprake van een verzamelnaam, in het tweede van een veel persoonlijker
God. Daarom is in het tweede geval wel een hoofdletter op zijn plaats. Er
is sprake van een subtiel verschil.
De heer DE GROOT: Ik zie het onderscheid niet zoals u dat ziet.'
De VOORZITTER maakt alle raadsleden attent op artikel 10, lid 3
van het reglement van orde. Men houdt zich de laatste tijd niet meer aan
dit artikel en de vergaderingen worden daardoor nodeloos opgehouden.
Artikel 10, lid 3 van het reglement van orde luidt:
- 107 -
Nr5
17 mei 1967.
NOTULEN