18 januari 1967.
spelen moet het spreekster van het hart, dat er door het raadhuis een paar
briefjes zijn verzonden, waarvan het plezieriger zou zijn geweest als ze
iets minder straf ambtelijk gesteld waren geweest.
De heer DE BRUIN: C'est le ton qui fait la musique.'
Mevrouw POLET-Musler zegt dat men er toch wel rekening mee moet
houden dat in de burgermaatschappij een andere toon gebruikelijk is dan in
ambtelijke kring. Het is niet de eerste keer dat zij voor een andere toon
pleit. In de loop der jaren heeft zij al enige keren, hetzij in de raad,
hetzij door middel van een telefoontje aan het raadhuis, op bepaalde situa
ties geattendeerd, waarvan men als burger zegt: Hoe is het ter wereld moge
lijk dat zoiets wordt geschreven. Zeer recent heeft spreekster er nog op
geattendeerd dat wanneer men correspondentie van de gemeente krijgt, men
niet het origineel van de brief krijgt, maar het afschrift. Dat is in de
burgermaatschappij gewoon ondenkbaar. Wanneer men met een zaak correspondeert,
wordt de copie niet verzonden en ook het origineel niet in het archief ge
stopt. Spreekster heeft het idee, dat er in Den Haag een heleboel aan de
wet zal moeten worden gesleuteld om dergelijke zaken te veranderen. Ter
secretarie moet men zich heel goed realiseren, dat niet iedere burger bekend
is met dergelijke handelwijzen. De gemeente zal zich moeten aanpassen aan
de gebruikelijke stijl.
De heer DE GROOT zegt dat zijn fractie in de afgelopen dagen
verschillende uren heeft besteed aan het bestuderen van de onderhavige
materie, temeer omdat ook de fractie van de Boerenpartij een schrijven heeft
bereikt. De zaak is niet helemaal duidelijk geworden. Hij had gehoopt dat
wethouder de Haan op de hem eigen, gebruikelijke, korte en duidelijke wijze
zou hebben uiteengezet waar het in feite om ging. Wethouder de Haan is wel
iswaar een kwartier lang aan het woord geweest, maar de materie is sprekers
fractie niet duidelijk geworden. Wil de wethouder de Haan nu eens in tien
of twaalf zinnen zeggen waar het in deze zaak om gaat?
De wethouder DE HAAN zegt dat de heer Hom een niet zo leuke op
merking heeft gemaakt door te zeggen: Het interesseert ons niet zoveel. De
raad zal in zijn totaliteit de interesse moeten opbrengen om de materie te
bekijken.
De heer HOM: De materie wel.'
De wethouder DE HAAN zegt vervolgens naar aanleiding van de op
merking van de heer de Bruin dat de aan de raadsleden gezonden brief niet
de raad aangaat, dat wie kaatst de bal moet verwachten. Wanneer er klap
pen worden uitgedeeld, waartegen hij zich ter plaatse niet kan verdedigen,
meent spreker het recht te hebben, het standpunt van het college in de raad
te belichten. De kritiek is voor een goed deel op spreker gemikt, maar zij
betreft ten slotte het beleid van het college.
Op het moment dat men om de tafel had kunnen gaan zitten, heeft
men het af laten weten.
Spreker heeft nu gelegenheid gehad, zijn gal uit te spuwen. Dat
is wel eens goed voor een keer. En nu zullen beide partijen zaken moeten
doen en daarbij zakelijk moeten blijven. Tot dusverre is men niet zakelijk
geweest. Bovendien waren verschillende schoolhoofden van de gang van zaken
in het geheel niet op de hoogte. Dit is een kwalijke zaak en duidt op gebrek
kige communicatie.
Alleen in enkele grote plaatsen bestond reeds naast de oudercom
missies een overkoepelend orgaan, hetgeen facultatief was toegestaan. Nu
is dit orgaan in de wet dwingend voorgeschreven. Er zijn grote plaatsen waar
zo'n overkoepelend orgaan al vier tot zes jaar in het algemeen goed functi
oneerde. In Soest is men wat laat gestart met het samenstellen van een over
koepelend orgaan in de "voorwettelijke'.' periode. Door de lange duur van de
samenstelling is het nog later geworden. Het college kreeg toen van zijn
adviseurs te horen: Heeft.het - omdat zeer binnenkort het Koninklijk Besluit
met betrekking tot de ouderraad afkomt - geen zin te wachten op het Konink
lijk Besluit? - 13 -