26 juli 1967. men weet het niet eens zeker. De bedrijven zijn kennelijk toch wel bevreesd voor het onderzoek dat zal plaatsvinden. Dit is een reden temeer om het on derzoek op de voorgestelde wijze te laten plaatsvinden. De gehele materie kan dan worden bekeken en de schuldige kan worden aangewezen. Het T.N.O. zal ervaring genoeg hebben opgedaan met déze soort van onderzoekingen. Verwacht mag dan ook worden dat er sprake zal zijn van een effectief onderzoek met als gevolg dat de moeilijkheden zullen worden overwonnen. Er kan thans, in afwijking van voorheen, een volledig onderzoek plaatsvinden, omdat het gevraagde krediet hoger is. De heer DE BRUIN vraagt of het ter beschikking te stellen krediet voldoende is voovhet onderzoek. De wethouder HILHORST zegt dat de burgemeester duidelijk heeft gesteld, dat er mogelijk sprake is van een aanloopkrediet. Als straks tij dens het onderzoek zal blijken dat er nog meer zal moeten gebeuren, dan zal de raad met een nieuwe kredietaanvrage worden geconfronteerd. Zelfs de on derzoekers kunnen op dit ogenblik niet zeggen wat precies allemaal noodzake lijk is om de oorzaak van de boomsterfte te vinden. De heer DE BRUINAls de gemeente dan maar niet in de omstandig heid komt te verkeren dat het uit te geven bedrag zo hoog wordt, dat men zich moet afvragen of dit bedrag nog wel opweegt tegen het bedrag van de aangerichte schade. Immers: dan spant men het paard achter de wagen.' De wethouder HILHORST zegt dat het college zich dit thans ook al heeft afgevraagd. De heer de Bruin moet bedenken, dat particulieren door de aangerichte schade kunnen worden getroffen. De particulieren die schade lijden kunnen zich wenden tot de gemeente om schadevergoeding. De gemeente heeft dan immers niet die maatregelen genomen die voor de bescherming van de eigendommen van particulieren noodzakelijk zijn. Dit zou nog wel eens veel meer kunnen gaan kosten. De heer van Poppelen heeft terecht gesteld dat het onderzoek in het algemeen belang van de volksgezondheid plaatsvindt. Dit zou derhalve een onderzoek moeten kunnen zijn waarin de landelijke overheid een financieel steentje bijdraagt. De heer DE BRUIN zegt dat de schade die tot nog toe is aange bracht zich heeft beperkt tot de plantenwereld. De heer VAN POPPELEN: Dat kan men niet zien.' De wethouder HILHORST zegt dat de raad het college destijds heeft opgedragen om een onderzoek in te stellen naar aanleiding van de schade die ter plaatse is ontstaan. Het college doet derhalve niets anders dan een opdracht van de raad uitvoeren. De VOORZITTER zegt dat men ervoor moet oppassen de onderhavige zaak niet te eng (alleen in het vlak van de aangerichte schade) te bekijken. Het is voldoende bekend dat, ook uit de vele publikaties op dit terrein, het probleem van de luchtverontreiniging o^a. door de toeneming van de be volking en de industrialisatie steeds groter wordt, Op alle mogelijke manie ren wordt men met dit probleem geconfronteerd en er moeten oplossingen worden gezocht die op het ogenblik nog niet bekend zijn. Ook in Soest heeft men met dit probleem te maken, zij het op kleine schaal. Het probleem mani festeert zich in Soest nog niet in zo ernstige mate als in het westen van het land. Het algemeen belang is met dit probleem gemoeid, Het algemeen be lang is gebaat bij een zuivere lucht. Wanneer er derhalve ergens een bron van luchtverontreiniging is, is het in het algemeen belang deze luchtveront reiniging zoveel mogelijk in te perken. Deze luchtverontreiniging kan wel licht schade aanrichten aan de bomen, maar het is ook heel goed mogelijk dat de luchtverontreiniging helemaal geen zichtbare schade aanricht. Het probleem van de luchtverontreiniging is in de laatète tien tallen jaren veel groter geworden. De overheid, en derhalve ook de gemeente lijke overheid, heeft een bepaalde taak op dit gebied. De overheid moet on derzoekingen doen en maatregelen treffen. Deze onderzoekingen kosten uiter aard geld. - 181 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 182