Nr. 8
29 augustus 1967.
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest
op dinsdag 29 augustus 1967, te 19.30 uur.
VOORZITTER: de burgemeester, de heer Mr. S.P. Baron Bentinck.
SECRETARIS: de heer J.J.J.M. Festen.
Tegenwoordig de leden: J. van den Arend, J.W.D. Berkelbach van der Sprenkel,
J.K. de Bruin, Drs. L.J. Dijkstra, J.J. EbbersB.H.A. Elbertse, P. Grift,
M. de Groot, K. de Haan, A.P. Hilhorst, J.H. Hom, J.C. Korte, G.H. Oldenboom,
mevrouw P.J. Oranje-EntinkP.C. Pieren, mevrouw S.M. Polet-MuslerJ.R. van
Poppelen, D.Chr. Stam, J.H.N. Veldhuysen, C. Verheus en A.S. Westra.
Afwezig met kennisgeving de leden: G.C. van den Berg en mevrouw M.C.P. Wal ter
van der Togt.
De VOORZITTER opent de vergadering en doet voorlezing van de ge
bedsformule
Vervolgens deelt hij mede dat bericht van verhindering is inge
komen van mevrouw Wal ter-van der Togt en de heer van den Berg.
191(1) Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering tot onteigening tegen
enige eigenaren van gronden gelegen in het onteigeningsplan Industrieterrein.
De VOORZITTER deelt mede dat de raad in deze spoedeisende vergade
ring is bijeengeroepen in verband met het hedenochtend ingekomen bericht,
dat bij Koninklijk Besluit van 18 augustus j.1. is goedgekeurd het raadsbe
sluit van 16 november 1966 tot onteigening van gronden in het bestemmingsplan
Industrieterrein. Nu moet er een volgende stap in deze onteigeningsprocedure
worden genomen. Om de procedure zo snel mogelijk te laten verlopen, heeft
het college gemeend om, daar de raadsleden hedenavond toch bij elkaar zouden
komen, aan deze bijeenkomst een spoedeisende raadsvergadering te moeten ver
binden. Daar men sinds het raadsbesluit van 16 november 1966 niet met alle
betrokken grondeigenaars tot overeenstemming is kunnen komen, moet er nu
worden besloten een rechtsvordering tot onteigening in te stellen en voor
lopige inbezitneming te vragen van de desbetreffende percelen. Tenslotte
wordt de raad gevraagd het college te machtigen om in overleg met de raads
man van de gemeente de som vast te stellen, welke bij de dagvaarding als scha
deloosstelling wordt aangeboden.
De heer HOM vraagt of het college sinds 16 november 1966 nog met
grondeigenaars tot overeenstemming is kunnen komen.
De wethouder HILHORST zegt dat daartoe wel pogingen zijn onderno
men, maar dat die geen succes hebben opgeleverd.
De heer ELBERTSE vraagt of inderdaad alle betrokkenen zijn bena
derd, zodat men niet het risico loopt dat iemand per ongeluk niet is benaderd
en bezwaar tegen deze gang van zaken gaat maken.
De VOORZITTER: Ze zijn allemaal uit-en-te-na benaderd.
De heer WESTRA zegt hedenmiddag naar het gemeentehuis te zijn ge
gaan om de stukken in te zien. Hij heeft echter niets kunnen vinden. Dat is
toch wel teleurstellend. Daar het hier een onteigening betreft, had hij gaarne
de daarop betrekking hebbende kaarten gezien. Ook heeft hij niet kunnen na
gaan, welke bedragen de betrokkenen zijn aangeboden. Hij kan dus niet beoor
delen, of de gemeente redelijke bedragen heeft aangeboden.
De VOORZITTER merkt op dat de stukken wel aanwezig zijn geweest,
toen het vorige raadsbesluit moest worden genomen. Hij begrijpt overigens
dat dit geen afdoende antwoord is op de opmerking van de heer Westra. Mis
schien zijn er op het ogenblik nog wel meer stukken te produceren, met name
met betrekking tot hetgeen sinds het vorige raadsbesluit is geschied. Hij
weet niet wat de reden is van het feit, dat de heer Westra geen stukken heeft
kunnen vinden. Hedenochtend is besloten om deze spoedeisende raadsvergadering
te houden. Het raadsvoorstel moest toen nog vermenigvuldigd worden. Het zal
- 199 -