29 augustus 1967. duidelijk zijn dat een en ander in een zeer snel tempo moest gebeuren. Voor het maken van het raadsvoorstel zal men de stukken bij de hand moeten hebben gehad. Spreker neemt aan dat dit de oorzaak is van het feit, dat de heer Westra de stukken niet heeft kunnen vinden. De heer DE GROOT vraagt of de bezwaren van de betrokken eigenaars allemaal op het financiële vlak liggen. Met andere woorden: Ligt de vraag prijs aanzienlijk hoger dan de prijs die de gemeente wil betalen? Of zijn er nog andere bezwaren? De wethouder HILHORST deelt mede dat er ook nog wel andere bezwa ren zijn. Die betreffen wensen van de betrokkenen, welke wensen niet te realiseren zijn. In hoofdzaak gaat het echter om de hoogte van de bedragen. Een van de betrokkenen heeft gevraagd nieuwbouw tot stand te mogen brengen op een plaats, waar dat niet is toegestaan. De heer DE GROOT: Is aan dat bezwaar niet tegemoet te komen b.v. door een onderlinge overeenkomst aan te gaan? De wethouder HILHORST: De raad heeft op het desbetreffende perceel nu eenmaal een andere bestemming gelegd. De heer DE GROOT: En een andere oplossing is niet mogelijk? De wethouder HILHORST: Er is nog wel getracht op een andere plaats een bouwterrein te bekomen. Maar dat is niet gelukt. Dat is trouwens in we zen niet onze zaak. Het gaat echter in hoofdzaak om de bedragen. De heer DE GROOT: En is het verschil tussen de vraagprijzen en de door de gemeente aangeboden prijzen zo groot, dat een rechtsprocedure verantwoord is te achten? De wethouder HILHORST: De betrokkenen hebben niet gezegd tegen welk bedrag zij de grond wèl willen verkopen. Zij hebben alleen gezegd, dat zij de grond tegen het door de gemeente aangeboden bedrag niet willen afstaan. Hoe groot het verschil precies is, weet ik dus niet. De heer DE GROOT: Was er dan geen enkele mogelijkheid om tot overeenstemming te komen? De wethouder HILHORST deelt mede dat die mogelijkheid niet aanwe zig is. De praktijk bewijst dat het college al het mogelijke wil doen om de gronden op minnelijke wijze te verkrijgen. Spreker hoopt dat het tijdens de thans voorgestelde procedure mogelijk zal blijken alsnog tot een minne lijke schikking te komen. Maar het laatste is tot nu toe niet gelukt. De heer DE BRUIN vraagt of het college bij benadering kan aange ven - in het voorstel worden alleen de kadastrale nummers vermeld - om welke percelen het hier precies gaat en waarom er zo'n haast is met de voorlopige inbezi tneming De wethouder HILHORST zegt dat wanneer de gemeente deze gronden niet in haar bezit krijgt, de riolering niet kan worden aangelegd. De ge reedgekomen woningen zouden dan niet kunnen worden bewoond. Deze zaak is onverbrekelijk verbonden met de nieuwbouw in deze omgeving. Het waterschap heeft laten weten per se niet te dulden, dat rioolwater wordt afgevoerd anders dan via de riolering, Het betreft hier derhalve een zeer urgente zaak. Hopelijk zal de rechtbank spoedig een beslissing nemen, want het riool moet deze winter worden aangelegd. Voor de riolering heeft men met name de per celen van Roest en Stalenhoef nodig. Het perceel van Roest ligt voor een gedeelte langs het Oude Grachtje. Het perceel van Stalenhoef betreft het gedeelte dat de bestemming Industrieterrein heeft gekregen. Het betreft hier het perceel, waarvan de raad een gedeelte in wezen reeds heeft ver kocht aan Luyben. Men zal zich herinneren, dat toen vanuit de raad is opge merkt, dat men het nogal voorbarig vond, dat er een transactie plaatsvond met grond die nog niet eens in het bezit van de gemeente was. De heer Luyben heeft zich daarmede echter akkoord verklaard. Ook dat perceel is op het ogenblik in het geding. Het gaat hier echter niet alleen om het geval Luyben; het gaat in hoofdzaak om de riolering. De heer WESTRA herinnert eraan dat met betrekking tot het geval - 200 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 201