27 september 1967.
leidingbedrijf kan overnemen. De waterleidingmaatschappij heeft op 6 decem
ber 1965 bericht de waterlevering te zullen staken. Wanneer de gemeente
Soest de waterlevering wilde laten beëindigen, had zij dat een half jaar
eerder moeten berichten. Dat had dus op 6 juli 1965 moeten geschieden. Had
de gemeente te dezen iets willen doen, dan had naar sprekers oordeel zeker
in december 1964 een en ander bekend moeten zijn. Dan zou een prognose
moeten zijn gemaakt ten aanzien van de vraag, wat overneming van het water
leidingbedrijf en exploitatie door de gemeente zouden kosten.
De heer DE GROOT merkt op dat door verschillende sprekers reeds
is gevraagd, waarom niet meer voorlichting is gegeven. Hij sluit zich aan
bij deze vraag. Hij zou daaraan willen toevoegen: Waarom is er niet wat
eerder voorlichting geweest? Het is het college toch reeds geruime tijd
bekend, dat men per 1 januari 1968 een andere waterleverancier moet hebben.
Kan deze andere waterleverancier nog van invloed zijn op de aan
sluiting op het drinkwaterleidingnet van de achtergebleven gebieden (of,
zoals het in een meer materialistische, onsympathieke term heet: Super-
onrendabele gebieden)? Zou het optreden van de nieuwe leverancier betekenen,
dat deze aansluitingen kunnen worden bespoedigd, dan zou dat in ieder geval
een winstpunt zijn.
De heer HOM meent dat het langzamerhand zo is, dat alle provincies
verschillende bedrijfstakken beginnen op te eisen en dat dat ook blijkt
uit het feit dat de provincie Utrecht het merendeel der aandelen heeft
gekocht van de waterleidingmaatschappij die tot nu toe de waterleverantie
in Soest verzorgt. Spreker constateert dat deze gemeente en haar inwoners
hiervan nu de dupe worden. Hij gelooft niet dat hiertegen veel te doen is.
Het interesseert hem niet, te vernemen wat nodig zou zijn voor een eigen
waterleidingmaatschappij van de gemeente Soest; hij is ervan overtuigd dat
een eigen waterleidingmaatschappij voor deze gemeente niet is te realiseren.
Wel zou hij het op prijs stellen als van de kant van het college overeenkom
stig het verzoek van de heer Berkelbach van der Sprenkel wat meer zou wor
den bekend gemaakt over de oorzaken en de gevolgen van wat nu aan de orde
i s
De VOORZITTER zegt dat met betrekking tot deze zaak twee dingen
uit elkaar zijn te houden: enerzijds het provinciale beleid in waterleiding
zaken en anderzijds hetgeen de gemeente Soest heeft gemerkt van de water
leidingmaatschappij die haar tot nu toe van drinkwater voorziet. De gemeente
had een overeenkomst met deze maatschappij voor het leveren van water en
die overeenkomst functioneerde naar de wens van de inwoners en het bestuur
van deze gemeente. Die overeenkomst was langzamerhand een bijzonder gunstige
voor de inwoners van deze gemeente. Spreker gelooft niet dat men ergens an
ders in de provincie Utrecht zulke lage watertarieven heeft als op het ogen
blik in Soest gelden. Op een gegeven moment heeft het college vernomen
dat het water hier beneden de kostprijs wordt geleverd. Burgemeester en
wethouders hebben dat nooit geweten. De kostprijs heeft hen ook nooit ge
ïnteresseerd
Het is nooit bij het college opgekomen om tegen de waterleiding
maatschappij te zeggen: Wij gaan het bedrijf naasten. De gemeente Soest had
twee en een half jaar vóór 1 januari 1968 het recht om dit bedrijf over te
nemen en er een gemeentebedrijf van te maken. Als zij dat had gedaan zou
zij zeker veel en veel duurder zijn uitgekomen dan nu. Ondertussen is,
zonder dat dat aan het gemeentebestuur van Soest is verteld, onderhandelt
over de aandelen van deze maatschappij en zijn de aandelen van deze maat
schappij in handen van het waterleidingbedrijf Midden-Nederland gekomen.
Die aandelen zijn nooit aan het gemeentebestuur van Soest aangeboden; het
was het college niet eens bekend dat ze te koop waren. Het college heeft
op een gegeven moment in de krant kunnen lezen, dat ze waren overgenomen
door het waterleidingbedrijf Middenj-Nederland. Vervolgens is er enige tijd
niets gebeurd, totdat de nieuwe aandeelhouder zeide: Wij gaan de zaak
251 -