15 november 1967. hebben gemeend deze zaak op een elegante manier te moeten oplossen, omdat het bedrijf in dezen geen schuld treft. Daarom is het college tot de voor gestelde oplossing gekomen. Spreker gelooft niet dat deze oplossing een precedent zal scheppen. Een dergelijk geval is op zichzelf al een grote uitzondering en moet daarom op zijn eigen meritis worden bekeken en be oordeeld De heer de Groot blijkt verontrust te zijn door het afkeuren van de aanvankelijke plannen door de schoonheidscommissie. Spreker is echter verontrust over het feit dat er zich nog zoveel onvoldoend bekwame mensen uitgeven voor architect. Deze mensen komen met plannen die de toets van een milde kritiek niet kunnen doorstaan. Hij is het lang niet altijd eens met het oordeel van de schoonheidscommissie, omdat men somtijds iets goed keurt, waarvan hij betwijfelt of dat wel voor goedkeuring in aanmerking mag komen. De schoonheidscommissie is een adviescommissie. Het geval heeft zich wel eens voorgedaan, dat de schoonheidscommissie iets afkeurde, ter wijl het college toch een bouwvergunning verleende. Het toetsen van de bouw- aanvrage aan de eisen van welstand en schoonheid is voorgeschreven in de Woningwet. Het college moet derhalve uitvoering geven aan deze Wet. Als zodanig heeft de schoonheidscommissie een heel bepaalde positieve taak. Schoonheidscommissies danken tenslotte hun bestaan aan het feit dat er in Nederland op een ergerlijke wijze heel lelijk werd gebouwd. Aan deze ergerlijke wijze van bouwen heeft men paal en perk willen stellen door het instellen van schoonheidscommissies, die heel nuttig werk verrichten. Een schoonheidscommissie kan burgemeester en wethouders advi seren, maar mag geen plannen maken. Deze commissie kan wel een plan afkeu ren, maar het is niet de taak van deze commissie om een bepaald plan te verbeteren. Dat wordt wel eens van een schoonheidscommissie verwacht, maar daarvoor is deze commissie niet. Wanneer een ontwerper niet in staat'blijkt om een afgewezen plan te verbeteren - of wanneer de ontwerper er van uit gaat dat een beter plan slechts kan worden bereikt door het maken van meer kosten (dit is lang niet altijd het geval; de aanwijzingen van de schoon heidscommissie leiden er ook wel eens toe dat een plan juist eenvoudiger wordt en goedkoper) -, dan valt het in dat geval te betreuren, dat de op drachtgever zijn toevlucht heeft genomen tot iemand die de kunst van het ontwerpen onvoldoende beheerst. Gelukkig zijn verreweg de meeste bouwaan- vragen (vooral de grotere) in Soest door bekwame architecten ontworpen. Er doen zich dan ook slechts heel weinig moeilijkheden voor. In het onderhavige geval is er echter kennelijk een architect aan het werk geweest die het oorspronkelijk ingediende plan slechts kon verbeteren ten koste van een veel hogere prijs. De uiteindelijke moeilijk heid betrof echter het terugleggen van de voorgevelrooilijn, waardoor de bebouwingsmogelijkheid veel minder werd en de bouw voor het bedrijf minder aantrekkelijk was. Bij het bedrijf zelf zijn er vervolgens moeilijkheden ontstaan, waardoor men zich tenslotte liever terugtrok. De schoonheidscommissie werkt onafhankelijk en het college kan dan ook niet zeggen dat de leden van deze commissie meer door de vingers moeten zien en soepeler moeten optreden. Dat is ook een verkeerde weg. De bedrijven moet er juist op worden gewezen, dat zij bekwame architecten moe ten inschakelen. Het beroep van architect is niet beschermd, iedere bouw kundig tekenaar kan zich uitgeven voor architect. Maar deze mensen missen wel eens de scholing en de gave om iets redelijks te maken. Iets schoons wordt niet altijd geëist, maar een ontwerp moet toch wel behoorlijk zijn en kunnen leiden tot een harmonieuze oplossing. Een gebouw staat immers aan een weg en wanneer het lelijk is, zal het iedereen ergeren. De heer DE GROOT zegt dat zijn kritiek op het beleid van het col lege in hoofdzaak betrekking heeft op het bouwen, het verbeteren en het uitbreiden van bedrijfsgebouwen. - 278 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 279