15 november 1967. Voor de percelen Klaarwaterweg 99 en 101 achtte de directeur gemeentewerken een verlenging echter niet verantwoord. Van de gemeentearts is nog geen antwoord binnengekomen. Is een verzoek aan de gemeentearts vrijblijvend of is er in dit geval sprake van plichtsverzuim? De heer ELBERTSE vraagt speciale aandacht voor de percelen le Weteringpad 4 en Ossendamweg 28. Deze beide panden zijn reeds geruime tijd onbewoonbaar verklaard. Hij wijst in dit verband op de mogelijkheden die het krotopruimingsfonds en het doorstromingsfonds bieden. Indien enigszins mogelijk verdient het aanbeveling de termijn van de verlenging te bekorten. Wellicht dat het in verband met de naderende bouw in het Soesterveen moge lijk is een doorstromingsplan te maken, waardoor meer krotten kunnen wor den ontruimd dan tot nu toe het geval was. De heer VERHEUS maakt bezwaar tegen de opmerking van de heer de Groot dat de gemeentearts mogelijk zijn plicht zou hebben verzuimd. Hoog stens zou men misschien kunnen stellen dat het advies op een wat te korte termijn is gevraagd, zodat de gemeentearts in de volstrekte onmogelijk heid heeft verkeerd om tijdig aan burgemeester en wethouders te adviseren. Dat heeft met plichtsverzuim helemaal niets uitstaande. De VOORZITTER zegt dat iedere keer wanneer er door het college wordt voorgesteld om enige ontruimingstermijnen te verlengen, er zich weer eenzelfde discussie ontspint, omdat het nu eenmaal een heel onaangename zaak is om de ontruimingstermijnen te moeten verlengen. Zoals bekend zijn er de laatste tijd geen nieuwe woningen klaar gekomen. Burgemeester en wethouders zijn echter met steun van de raad voort gegaan met het onbewoonbaar verklaren van woningen. Ondanks het feit dat er praktisch geen mogelijkheid was om woningen te ontruimen, is men derhal ve doorgegaan met het aantal onbewoonbaar verklaarde woningen te vergroten. Daardoor is de noodzaak aanwezig om, wanneer het niet bijtijds lukt een onbewoonbaar verklaarde woning te doen ontruimen, toch maar weer voor te stellen de ontruimingstermijn te verlengen. Van alle in het voorstel genoemde woningen moet worden gezegd, dat het eigenlijk niet verantwoord is de ontruimingstermijn te verlengen, want deze woningen zijn niet voor niets onbewoonbaar verklaard. De wonin gen vertonen zodanige gebreken, dat zij feitelijk niet meer voor bewoning in aanmerking komen. Maar er bestaat wel verschil in kwaliteit van de woningen. Theoretisch is het mogelijk om de onbewoonbaar verklaarde wonin gen te gaan ontruimen in de volgorde van hun onbewoonbaarverklaring. Dan zal men de jaartallen 1963 en 1964 niet meer tegenkomen. Deze methode wordt echter niet toegepast. De te ontruimen woningen worden bewoond door heel verschillende mensen en voor ieder moet een andere oplossing worden gevonden. Voor de een wordt deze oplossing makkelijker en sneller gevonden dan voor de ander. Daarom blijven sommige onbewoonbaarverklaarde woningen langer bewoond dan de andere, omdat het nu eenmaal in een specifiek geval onmogelijk kan zijn geweest een oplossing te vinden. Een rol speelt natuurlijk ook de kwaliteit van de woningen. Want volgens de in het voorstel genoemde data zou de woning le Weteringpad 4 het eerst voor ontruiming in aanmerking dienen te komen (deze woning is reeds in 1963 onbewoonbaar verklaard), maar juist dit huis is het beste van de vijf in dit voorstel genoemde woningen. Chronologisch gezien moet het huis aan het le Weteringpad 4 het eerst worden ontruimd, maar de huizen aan de Klaarwaterweg zijn slechter en ook de woningen aan de Ericaweg 4 en Ossendamweg 28 zijn heel slecht. Welk huis het eerst zal worden ontruimd is afhankelijk van de vraag wat voor soort van woning er in Soest leegkomt en welk gezin in dat vrijgekomen huis het best kan worden geplaatst. - 286 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 287