15 maart 1967.
naren gevraagd, hoe zij zelf tegenover deze zaak staan. Twee ambtenaren
bleken liever de huidige regeling te houden, omdat zij dan af en toe een
paar uurtjes verlof kunnen opnemen. Eén van de betrokken ambtenaren prefe
reerde een geldelijke vergoeding.
Uit de nota heeft men kunnen zien, dat in andere gemeenten voor
dit werk geen betaling voor overwerk wordt gegeven, behoudens wanneer de
zaak voor lagere ambtenaren bijzondere vormen gaat aannemen. Zou het werk
bijzondere vormen aannemen - en dan komt men in het straatje van de heer
Hom -, dan zou men het geven van een geldelijke vergoeding inderdaad onder
ogen kunnen zien. Het college blijft echter op het standpunt staan, dat het
bijwonen van niet zo veelvuldig voorkomende avondvergaderingen behoort
tot de functie van de desbetreffende ambtenaren. Dit te meer daar men in
deze gemeente in het algemeen niet zo straf of precies is, wanneer een
ambtenaar enkele uurtjes extra verlof vraagt. Dat verlof wordt dan ver
leend in de gedachte, dat de ambtenaar anderzijds ook niet te lui is om
eens wat extra's te doen. Spreker gelooft dat men deze lijn het beste kan
aanhouden. Hij is wel bereid de gedachte van de heer Hom nog eens nader
te bekijken. Het zou dan best kunnen zijn, dat toch een deel van de gedachte
van de heer van den Berg wordt benaderd. Het college heeft er derhalve geen
bezwaar tegen zich over het door de heer Hom genoemde punt te beraden en
de raad de volgende keer mede te delen welke resultaten dat beraad heeft
opgeleverd.
De heer VAN DEN BERG merkt op dat volgens de wethouder de betrok
ken ambtenaren is gevraagd, waaraan zij de voorkeur geven. Spreker weet
echter niet, of deze ambtenaren kennis dragen van artikel 19 van het Alge
meen Ambtenarenreglement. In het tweede lid van dat artikel staat uitdruk
kelijk aangegeven: ''de vergoeding voor overwerk, als bedoeld in lid 1, be
staat uit extra verlof gelijk aan de duur in volle uren van het overwerk,
onder toekenning van een beloning in geld, welke over bedoelde volle uren
wordt berekend naar een in het vierde lid aangegeven percentage...."
Het berekenen van laatstbedoelde beloning is een onmogelijke
zaak. Daarbij wordt uitgegaan van l/187ste gedeelte van het salaris per
maand. Veel eenvoudiger lijkt het om de vergoeding gelijk te doen zijn
aan het presentiegeld, dat de overige leden van het college voor de verle
ning van bijstand genieten.
De heer De H&an heeft het voorts gehad over het inherent zijn van
het bijwonen van vergaderingen aan de functie van de ambtenaar. In dit ver
band zij gewezen op het vijfde lid van artikel 19 van het Algemeen Ambtena
renreglement. Daarin staat: "Geen vergoeding voor overwerk ingevolge de
voorgaande leden wordt genoten door ambtenaren, die met de leiding van een
dienstvak zijn belast".
Hierin wordt dus nadrukkelijk aangegeven, dat bepaalde ambtenaren
ten gevolge van de functie die zij bekleden, geen overwerkvergoeding kunnen
genieten. Spreker stelt voor artikel 19 van het Algemeen Ambtenarenreglement
normaal toe te passen, in dien zin, dat de ambtenaren beneden de rang van
commies A het normale presentiegeld wordt toegekend.
De wethouder DE HAAN merkt op dat de heer van den Berg stelt: het
bijwonen van een commissievergadering is overwerk. Het college zegt: dat
is geen overwerk; dit behoort tot de functie van de betrokken ambtenaar.
Alleen wanneer andere dan de benodigde ambtenaren de vergadering van het
college voor de verlening van bijstand bijwonen met het oog op het feite
lijke werk, zou men zich kunnen afvragen: Is dat niet min of meer overwerk?
Wanneer echter een chef van een afdeling of een plaatsvervangend chef wordt
belast met het secretariaat van een commissie, dan mag dat worden beschouwd
als tot zijn functie behorend. Alleen in het bijzondere geval van de verga
deringen van het college voor de verlening van bijstand heeft men te maken
met het tegemoetkomen aan de wensen van de leden van dat college om enige
- 66 -