15 maart 1967. bij het dagelijks werk betrokken ambtenaren te laten rapporteren. Daar zou gesproken kunnen worden van een wat bijzondere taakvervulling. Het college is bereid de suggestie van de heer Hom in beraad te nemen en het resultaat daarvan de volgende keer aan de raad mede te delen. De heer VAN DEN BERG begrijpt de bezwaren van het college niet. Men heeft een Algemeen AmtenarenreglementEn in artikel 19 daarvan wordt aangegeven, wat onder overwerk moet worden verstaan. In het eerste lid van artikel 19 staat: "Indien het dienstbelang het onvermijdelijk maakt" (en dat is met betrekking tot de ambtenaren die de vergaderingen van het college voor de verlening van bijstand bijwonen het geval) "dat aan een ambtenaar werk wordt opgedragen buiten de bij regeling of rooster voor hem vastgestel de werktijden, wordt hem daarvoor op de voet van de leden 2, 3 en 4 een vergoeding toegekend, behalve indien dit werk geen regelmatig karakter draagt en gedurende korter dan een half uur aansluitend op de normale werk tijd wordt verricht". Hieruit blijkt dat met betrekking tot het bijwonen van de ver gaderingen van het college voor de verlening van bijstand uitdrukkelijk van overwerk moet worden gesproken. Spreker handhaaft daarom zijn voorstel, dat hij gaarne in stemming ziet gebracht. De VOORZITTER merkt op dat in de nota van het college een aantal gemeenten wordt genoemd, dat een regeling heeft getroffen. Die regeling gaat er echter juist vanuit, dat het hieri niet om overwerk gaat. Zou het wel overwerk betreffen, dat behoeft daarvoor geen aparte regeling te worden getroffen. Dan zou de zaak gewoon onder de overwerkregeling vallen. De heer DE BRUIN: Heb ik de heer van den Berg goed beluisterd, dan heeft deze het uitsluitend over het college voor de verlening van bij stand. Maar er zijn toch nog meer commissies waar hetzelfde zich voordoet? De heer HILHORST: Niet in deze mate. De heer DE BRUIN: Goed, maar deze zaak doet zich daar toch ook voor, al is het misschien sporadisch. De heer HOM: Daarvoor geeft het Algemeen Ambtenarenreglement een omschri j ving De VOORZITTER: Het gaat alleen maar om ambtenaren van de dienst sociale zaken, die de vergaderingen van het college voor de verlening van bijstand hebben bijgewoond. De heer van den Berg wil dus in stemming brengen het principe. De heer VAN DEN BERG merkt op dat het college voor de verlening van bijstand om de drie we&en vergadert. Dat komt neer op 17 keer per jaar. Dat is toch wel als regelmatig aan te merken. De VOORZITTER: U vraagt dus alleen maar een uitspraak over het principe. Wanneer uw voorstel wordt aangenomen, dan zal dus het college met een voorstel moeten komen met betrekking tot het bedrag van de vergoeding. De heer VAN DEN BERG: Akkoord. De heer OLDENBOOMEr is nog een voorstel. De VOORZITTER: Ja, maar het voorstel van de heer van den Berg is het meest verstrekkend. Wanneer dat wordt verworpen, kan het voorstel van de heer Hom aan de orde komen. De heer DE GROOT wijst erop dat wanneer het voorstel van de heer van den Berg onverhoopt wordt aangenomen, de door wethouder de Haan genoemde soepele houding van het gemeentebestuur ten opzichte van het verlenen van verlof tot het verleden zal gaan behoren. De heer VAN DEN BERG: Dat heeft er niets mee van doen. Het voorstel van de heer van den Berg wordt daarop in stemming gebracht en verworpen met 13 tegen 5 stemmen. Tegen hebben gestemd de leden: mevrouw Walter-van der Togt, de Bruin, Westra, mevrouw Oranje-EntinkDijkstra, de Haan, Ebbers, Hom, Stam, Veldhuysen, de Groot, Hilhorst en Oldenboom. Voor hebben gestemd de leden: van Poppelen, van den Berg, Pieren, Korte en Grift, - 67 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 68