18 januari 1967. De heer HOM zegt dat hij niet tegen het voorstel is. Maar onder punt 2 van het voorstel staat een procedure die over veertien dagen in werking treedt. Dat is eigenlijk niet uitvoerbaar, want gedeputeerde staten zullen dit voorstel zeker niet binnen veertien dagen goedkeuren. Spreker had derhalve verwacht, dat een langere looptijd zou worden genoemd. De heer DE BRUIN zegt dat men in de notulen van de raadsvergade ring van november 1966 kan lezen, dat spreker toen naar voren heeft gebracht, dat men z.i. een beetje voorzichtig moet zijn ten aanzien van de econo mische veranderingen die op dat moment reeds plaats hadden en nu nog plaats hebben. Inmiddels is de Bank voor Nederlandsche Gemeenten met een 6 3/4% lening gekomen, die vandaag bijzonder goed is geslaagd. Verder komt volgende week dezelfde bank met een nieuwe lening met een nog lager percentage dan 6 3/4%. Spreker acht de in het voorstel genoemde vergoeding van 7% 's-jaars vrij hopg. Bovendien zal de rente in halfjaarlijkse termijnen worden uit betaald, terwijl het juist de laatste jaren de gewoonte is om de rente in jaarlijkse termijnen uit te betalen. De wethouder HILHORST zegt dat eigenlijk twee financiële zaken zijn aangeroerd. De termijn van 14 dagen, genoemd in punt 2 van het voor stel, is voortgevloeid uit de onderhandelingen. Men heeft gesteld dat het gebruikelijk is reeds met rentebetaling te beginnen in de tijd die ligt tussen het nemen van het raadsbesluit en de goedkeuring door gedeputeerde staten. In het onderhavige voorstel is dat ook het geval. Misschien is in dit geval wel een heel vroege ingangsdatum aangenomen, maar dat lag in de onderhandelingsfase opgesloten. Men heeft deze rentebetaling als voorwaarde gesteld en derhalve in het raam van de algehele calculatie opgenomen. Als antwoord aan de heer de Bruin zegt spreker, dat het bewijs nog steeds is geleverd, dat al hetgeen door Soest is gekocht, prachtig op tijd is gekocht en met tegen heel lage rente verkregen gelden. Thans is er toevallig een fase, waarin de rente wat hoog ligt, terwijl de heer de Bruin de verwachting heeft, dat de hoge rentepercentages tot het verle den gaan behoren. Spreker hoopt eveneens dat de renten zullen dalen. Dat zou betekenen, dat de investeringsmogelijkheden weer gaan ruimen, met alle goede gevolgen van dien. Maar hij betwijfelt sterk of er een renteda ling zal plaatsvinden. Hij hoopt dat de raad zich niet door de heer de Bruin laat leiden. De praktijk heeft nog steeds bewezen, dat grond die op tijd in het bezit van de gemeente is, voor de gemeente grote voordelen heeft. Dat het rentepercentage thans 7% bedraagt, mag geen motief zijn voor het niet doorgaan van de aankoop. De heer DE BRUIN zegt dat hij het niet over de aankoop van de grond heeft gehad. Hij vindt alleen de rentevergoeding aan de hoge kant, terwijl deze rente bovendien in halfjaarlijkse termijnen wordt uitbetaald. De wethouder HILHORST: U zoudt ook uw waardering kunnen uitspre ken voor het feit, dat de rente in Soest altijd aan de lage kant is geweest. Het college is namelijk nog maar zeer kort geleden van de 5% afgestapt. Spreker heeft helemaal geen waardering van de heer de Bruin vernomen toen Soest nog zo'n lage rente hanteerde. Een afstraffing is dan ook niet op haar plaats.' De heer DE BRUIN: Politiek is altijd ondankbaar.' De heer HOM zegt helemaal niet tevreden te zijn, want de door hem aangehaalde bepaling in het voorstel is eigenlijk niet uitvoerbaar. Daarom heeft hij zijn opmerking gemaakt. Op 1 februari hebben gedeputeerde staten dit voorstel niet goedgekeurd. De wethouder HILHORST: Verschillende andere voorstellen tot aan koop zijn ook nog niet goedgekeurd. De heer HOM: Daarom vind ik deze tijd veel te kort.' De wethouder HILHORST: Als de heer Hom stelt, dat deze tijd te - 7 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 8