21 augustus 1968.
pachtontbinding geschiedt helemaal niet op verzoek van de pachter. Het is
alleen zo, dat de pachter ziet dat hij op een gegeven moment in een dwang
positie komt en dat hij daarom zegt: Als het er toch van moet komen,
schikt het mij beter om het nu te hebben dan het over een x aantal jaren
te hebben. Niemand weet hoe groot dat x aantal jaren zal zijn. De pachter
maakt de kosten die hij in verband met zijn verhuizing enz. moet maken lie
ver nu dan over een x aantal jaren. Dat komt hem beter uit. Dit neemt niet
weg dat het toch altijd een gedwongen verhuizing is. Alle kosten die met
zijn gedwongen vertrek hebben te maken zijn in de berekening van de door
de gemeente te betalen vergoeding terecht opgevoerd.
Onder het taxatierapport staat de naam van ir. Gerbranda, een man
die doorkneed is in deze materie. De heer Gerbranda is een erkend deskundi
ge op het gebied van pacht, verpacht en pachtontbinding. Spreker matigt zich
niet aan de aan de genoemde vergoeding ten grondslag liggende berekening
van een uitermate deskundig man, die zaken als de onderhavige praktisch
altijd behandelt voor de gemeente Soest en ook voor vele andere gemeenten,
op een onderdeel te gaan aanvechten. Het enige dat hij wil aanvechten is
de door de heer Westra tot uitgangspunt genomen foutieve premisse dat het
hier geen gedwongen pachtontbinding betreft.
De gemeente, die het een van zijn pachters/inwoners aandoet dat
hij van zijn land en van zijn boerderij af moet, heeft daar tegenover de
verplichting omdat wat zij hem aandoet zo soepel en zo plezierig mogelijk
te behandelen. Het is de gemeente niet altijd mogelijk pachters/inwoners
een gedwongen vertrek te besparen, maar in die gevallen moet zij wel op de
meest elegante manier tot een oplossing komen. Dit is wat het college
de raad nu voorstelt.
Het maken van berekeningen ten aanzien van zaken als de onderha
vige is het dagelijks werk van de heer Gerbranda. Spreker durft werkelijk
niet te stellen dat hij het beter weet dan de heer Gerbranda voor wat be
treft de onderhavige cijferopstelling, waarmede zich ook twee gemeente-ambte
naren hebben beziggehouden. Hij heeft volledig het vertrouwen dat de heer
Gerbranda deze zaak goed heeft bekeken. De verpachter gaat ook met deze
overeenkomst akkoord. Het verheugt spreker zeer dat het mogelijk is om
met wederzijds goedvinden een zo pijnlijke kwestie als een pachtontbinding
in goede harmonie op te lossen.
De heer WESTRA meent dat de heer Van Poppelen kenbaar heeft ge
maakt dat deze zaak op/'erzoek van de pachter aanhangig is gemaakt. Daaraan
heeft spreker even aangehaakt. Hij meent dat hij nu misschien beter kan zeg
gen: vooruitlopende op een te zijner tijd komende omstandigheid.
In het voorliggende ontwerp-besluit leest spreker:
"indien op 10 augustus 1970 de gemeente gemelde percelen nog niet
voor de realisering van het uitbreidingsplan ter plaatse nodig heeft, zal
zij deze percelen of dat gedeelte of die gedeelten daarvan, welke zij. niet
voor de realisering van het uitbreidingsplan nodig heeft aan de bruikiener,
indien deze op dat tijdstip nog van zijn recht gebruik maakt, telkens voor
een periode van een jaar in pacht afstaan".
Volgens deze bepaling gaat de pacht mogelijk na 10 augustus 1970
nog door. Als de verkoop die in de bedoeling ligt niet zou doorgaan, wordt
deze pacht net zo goed ontbonden en dan krijgt betrokkene wel de in het
besluit genoemde 81.060,en dan krijgt hij verder vrije pacht en te zij
ner tijd nog gedurende een hele tijd het vrije gebruik van de percelen in
kwestie
Spreker heeft alle respect voor de door de voorzitter gegeven toe
lichting, maar hij ziet gaarne in de notulen aangetekend, dat de V.V.D.-
fractie geacht wenst te worden tegen dit voorstel te hebben gestemd.
De heer VAN POPPELEN gelooft dat men als gemeente er blij mee moet
zijn, dat deze zaak nu kan worden opgelost op de in dit voorstel aangegeven
- 162 -