26 september 1968. en de raadscommissies dient te vergezellen, zo zij zich in of wegens hun betrekking verplaatsen, in geval zij zulks vorderen. In mei 1937 heeft een der toenmalige raadsleden verzocht een wijziging in de instructie aan te brengen. Daarin kwam namelijk de bepaling voor, dat aan raadsleden geen afschriften of uittreksels van besluiten en brieven mochten worden ver strekt door de secretaris. Het raadslid meende, dat dit laatste wel moge lijk moest worden gemaakt. De wijziging is echter niet tot stand gekomen, want bij besluit van burgemeester en wethouders van 4 augustus 1938 is het wijzigingsontwerp gedeponeerd, zodat ook nu nog door de secretaris alleen inzage mag worden verstrekt aan raadsleden van besluiten en stukken voor zover die onderwerpen betreffen welke in behandeling zijn of bij hen in voorbereiding. Het is voor mij persoonlijk nog een vraag of deze bepaling en de gemeentewet elkaar wel geheel verdragen. Dit alles wil zeggen, dat de secretaris aangaande zijn taakver vulling wel een zeer grote mate van vrijheid is gelaten. Ik hoop die vrij heid in uw ogen niet te hebben misbruikt. In mijn ruim vijf en twintig jarige secretarisloopbaan heb ik mij er altijd op toegelegd een zo objec tief mogelijk adviseur te zijn, in de verwachting dat alleen op die wijze elk lid van het gemeentebestuur, van welke politieke- of levensovertui ging dan ook, wanneer mijn oordeel werd gevraagd, ervan verzekerd zou kunnen zijn dat het strikt objectief en onafhankelijk zou zijn. Ik heb mogen ervaren, dat dit de meest acceptabele gedragslijn is. Het was mijn plicht in de vergaderingen van de raad en van burgemeester en wethouders aanwezig te zijn. Die plicht is mij nimmer zwaar gevallen. In de raadssamenkomsten vervult de secretaris een zwij gende rol. In de openbaarheid komt zijn oordeel niet van pas. Ware het anders, het zou gemakkelijk het vertrouwen in zijn objectiviteit kunnen schaden. De individuele raadsleden hebben het mij nooit moeilijk gemaakt. Ik ben allen dank verschuldigd voor de joviale en vriendelijke wijze waarop zij mij steeds zijn tegemoet getreden. Met genoegen heb ik mogen ondervinden, welke goede geest van onderlinge samenwerking er in het al gemeen steeds heeft geheerst tussen de verschillende politieke groepe ringen in de raad van Soest Uiteraard was mijn omgang met de leden van het dagelijks be stuur der gemeente van veel intensere aard. De wekelijkse vergaderingen en bijzondere samenkomsten van het college heb ik altijd met groot ge noegen bijgewoond. Wie ook in de verstreken jaren van het college deel uitmaakten, het is mij steeds opgevallen hoe voortreffelijk de onderlin ge verstandhouding en collegiale omgang in het college waren. Ik mocht graag in uw midden zijn. Al komen binnen het college politieke tegen stellingen veel minder aan het licht dan in de raad - zelden of nooit heb ik meegemaakt dat stemming over een te nemen besluit noodzakelijk was - toch heb ik mij ook in het college op het standpunt geplaatst niet aan de besprekingen te mogen deelnemen tenzij mijn oordeel werd gevraagd. Dat in die gevallen de door mij kenbaar gemaakte zienswijze meermalen richtlijn was bij de besluitvorming, heeft mij toch wel goed gedaan. In de ruim vijftien verstreken jaren heeft Soest slechts zes wethouders gekend. Behalve aan de thans zitting hebbende wethouders zal ik aan de zo smartelijk om het leven gekomen heer Hilhorst, alsmede aan de heren Oranje en Van Zadelhoff de meest prettige herinnering bewaren. Ik ben de wethouders en ook de oud-wethouders zeer erkentelijk voor alle vriendelijke genegenheid die ik al de jaren door van hen heb mogen onder vinden. En dan last but not least u, mijnheer de voorzitter. Met u heb ik wel de meeste contacten mogen hebben. Zonder overdrijving meen ik te mogen zeggen, dat u door uw aangeboren wezenlijk adellijke en hoogstaande persoonlijkheid in de raad en het dagelijks bestuur een dominerende - 202 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 203