20 december 1968 De heer DE GROOT zegt het op prijs te stellen dat burgemeester en wethouders niet hebben gereageerd op de opmerkingen die zijn gemaakt over de splitsing die heeft plaatsgevonden in de fractie van de Boeren partij De heer DE BRUIN: Dat ligt ook niet in de lijn van burgemeester en wethouders.' De heer DE GROOT meent dat het, mede gelet op het feit dat de verstandhouding met zijn fractie de laatste maanden wat beter is geworden, niettemin goed is even in te gaan op deze afsplitsing. Ik mag er, aldus spreker, op wijzen dat wij hier niet in de raad zijn gekozen voor een politieke partij, maar via een kiezerslijst. Van dit principe gaat ook de Kieswet uit. Door middel van deze kiezers lijst hebben wij ons aan de kiezers gepresenteerd met een politiek begin selprogram. Alle kandidaten op die lijst hebben dat program onderschreven en de heer Stam en ik onderschrijven dat program op het ogenblik nog. De afsplitsing in de fractie van de Boerenpartij is slechts veroorzaakt door het bezwaar dat de heer Stam en ik hebben tegen een bepaalde politieke leiding in de Boerenpartij en de ondemocratische handelwijze van de heer Koekoek. Het ondemocratische handelen van de heer Koekoek blijkt ook uit zijn houding inzake het eventueel ter beschikking stellen van zetels in openbare lichamen. Naar onze mening is het bezetten van een zetel beslist een persoonlijke zaak en niet een partij-aangelegenheid. Wij hebben ons altijd gedistantieerd van het standpunt van de heer Koekoek in dezen. Merkwaardigerwijze blijkt dit standpunt te worden gedeeld door mevrouw Polet en de heer De Bruin. Wij wensen ons, aldus spreker, daarvan te distantiëren. Hierna schorst de VOORZITTER te 12.30 uur de vergadering tot 14.00 uur. De VOORZITTER heropent, te 14.00 uur, de vergadering. De VOORZITTER zegt dat de heer Van Poppelen aan de ene kant met betrekking tot de overloop uit het Gooi de waarschuwende vinger heeft opgestoken (bezint eer gij begint; niet te hard van stapel lopen), ter wijl aan de andere kant de heer Berkelbach van der Sprenkel heeft gezegd dat de gemeente niet te veel een afwachtende houding dient in te nemen en zich actief met de zaak dient te bemoeien. Ogenschijnlijk is er sprake van een zekere tegenstelling. De heer VAN POPPELEN: Wij denken gelijk.' De VOORZITTER merkt op dat het college geen verwijten kan wor den gemaakt. Natuurlijk moeten burgemeester en wethouders de gehele kwestie van een zeer snelle groei, met alle consequenties van dien, zo veel mogelijk overdenken en in het geheel van de ontwikkeling van Soest bestuderen. De overloop uit het Gooi kan beslist nadelen voor Soest tot gevolg hebben. Maar deze overloop kan bepaald ook voordelen voor Soest en de Soester ingezetenen opleveren. Daarom hebben burgemeester en wet houders zich ook positief ten opzichte van de gehele problematiek opge steld. Zij hebben echter eisen gesteld om er zeker van te zijn dat de mo gelijke voordelen ook inderdaad tot stand komen. Burgemeester en wethouders hebben het extra contingent van 200 woningen nog niet geaccepteerd. Er is bericht ontvangen dat er 200 wo ningen voor Soest zijn gereserveerd. Uiteindelijk zal de raad moeten be slissen of dit extra contingent wordt aanvaard, omdat de raad a. de verkoop van grond (aan een bouwer of een instantie) moet goed keuren of b. moet besluiten dat de gemeente 200 woningen gaat bouwen ten behoeve van de overloop uit het Gooi. Spreker gelooft zelf (maar dit is nog maar een heel voorlopige benadering) dat het beter is dat de gemeente de zaak in eigen hand houdt. Daardoor zal kunnen worden voorkomen dat er - 316 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 317