21 februari 1968. Spreker gelooft dat niet zo erg. Op verschillende punten in Soest zijn de huizen volkomen gelijk. Maar de huizen hebben alle een verschillen de eigenaar. Toch vertonen de straten een zeer goed aanzien. In hun preadvies halen burgemeester en wethouders een uit 1961 da terende ministeriële circulaire aan. Maar in 1961 was er een andere minister aan het bewind. Deze minister voerde een heel ander beleid als de huidige minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Op bladzijde 4 van het preadvies schrijft het college dat ten minste 30 premiewoningen zijn verhuurd aan onderwijzers en gemeente-ambtena ren. Burgemeester en wethouders vermelden echter niets met betrekking tot het verloop over de laatste drie jaren in deze categorie. Volgens burgemeester en wethouders zullen de woningwetwoningen dienen te worden verkocht tegen prijzen die beneden de marktwaarde komen te liggen. Maar in het preadvies komen geen voorbeelden voor. De nota van mi nister Schut vermeldt wel op welke gronden de prijsvaststelling geschiedt, maar de V.V.D.-fractie had het op prijs gesteld, als het onderhavige pread vies enkele voorbeelden had bevat. Het college zegt dat de woningen geen speculatieobject mogen vormen. Spreker meent dat in de nota van minister Schut voldoende waarborgen staan, waardoor speculatie door de kopers is uitgesloten. Het valt te betreuren dat burgemeester en wethouders in hun pread vies alleen maar negatieve voorbeelden noemen. Er wordt een opsomming van gemeenten gegeven die er eveneens niets voor voelen om de premie- en woning wetwoningen te verkopen. Zijn er echter gemeenten die wel voor verkoop voelen en dit ook doen? De heer VAN POPPELEN acht het verheugend dat er sprake is van "voors hands niet tot verkoop over te gaan". De KVP-fractie heeft zich tijdens de onlangs gehouden begrotings vergadering voorstandster genoemd van verkoop van woningwetwoningen. Deze fractie kon zich toen niet al te best verenigen met het door burgemeester en wethouders gegeven advies. Sprekers fractie begrijpt dat het college nu er zoveel woningzoe kenden zijn en er de laatste jaren zo weinig woningen zijn klaargekomen, te kampen heeft met belangrijke moeilijkheden wat het toewijzen van woningen aan de groepering met de laagste inkomens betreft. De doorstroming zal naar sprekers wijze van zien niet door de ver koop van woningwetwoningen worden belemmerd. Hoeveel woningen zijn er de laatste drie jaar voor de groepering met de laagste inkomens vrijgekomen als gevolg van de doorstroming? Hoe groot zal het verschil zijn tussen het voorschot dat inder tijd door het rijk is verstrekt en de opbrengst van de woningwetwoningen die na 1958 zijn gebouwd? Naast de beschouwingen over deze materie in het preadvies had spreker graag een concreet voorbeeld gezien. Op pagina 3 van het preadvies schrijven burgemeester en wethouders onder meer "Naar wij uit de pers en vakbladen hebben vernomen ligt het in het voornemen van de rijksoverheid te zijner tijd de huurder van een woningwet woning met een inkomen boven de welvaartsgrens een huurbelasting op te leggen" Heeft het college helemaal niets officieels van de hogere overheid over deze kwestie vernomen? Hoewel spreker respect heeft voor hetgeen in de pers staat, meent hij dat men in dezen meer op de officiële stukken zal dienen af te gaan. Voorts vermeldt het preadvies op pagina 3 o.a. "Indien er toch woningwetwoningen aan bewoners zouden worden ver kocht, dan zou dit tevens ongewenste financiële nevenverschijnselen met zich brengen. De woningwetwoningen zullen n.1. dienen te worden verkocht tegen - 39 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 40