20 maart 1968.
nog grotere vormen gaat aannemen dan thans. Dan is het gewenst dat een raads
commissie de toenemende activiteiten op het gebied van de sport en de recre
atie leidt. Een en ander zal niet dienen te geschieden door een beheersin
stantie, zoals momenteel de stichting voor lichamelijke opvoeding en sport
nog i s
De heer VERHEUS vraagt of er in het schrijven van het college aan
de raad reeds rekening is gehouden met de wijziging die in de statuten van,
de stichting voor lichamelijke opvoeding en sport zal worden aangebracht.
Of is men uitgegaan van de oude conceptie?
De wethouder DE HAAN zegt dat, wanneer Soest op dit moment nog
niet zou beschikken over een stichting voor lichamelijke opvoeding en sport,
burgemeester en wethouders aan de in te stellen stichting wellicht een iets
andere vorm zouden geven, omdat er tussen het moment van het oprichten van
de huidige stichting en thans een wijziging in de gemeentewet is gekomen,
die het mogelijk maakt om de burgerij meer te betrekken bij het werk van
het gemeentebestuur. Niettemin is de in Soest bestaande stichting voor licha
melijke opvoeding en sport in haar opzet juist bedoeld geweest om een soort
brug te slaan tussen de plaatselijke overheid en het sportleven. Er is niet
gezocht naar rechtstreekse vertegenwoordigers van de sportverenigingen,
maar naar mensen die een bepaalde sport konden vertegenwoordigen, omdat zij
vele jaren bestuurslid waren geweest van een sportvereniging of dat wellicht
nog waren. Daarnaast is er in de stichting voor lichamelijke opvoeding en
sport een kleine vertegenwoordiging van de gemeenteraad.
Men kan thans twee dingen doen. In de eerste plaats zal men kunnen
nagaan of wellicht op grond van de laatste wijziging in de gemeentewet de
nieuwe vorm van de stichting voor lichamelijke opvoeding en sport moet wor
den gezocht in een commissie met een aangewezen taak. In de tweede plaats
kan men bezien of de gemeentelijke vertegenwoordiging in haar huidige
bescheiden omvang voldoende is. Deze vraag heeft bij het opstellen van het
antwoord van burgemeester en wethouders nog nauwelijks een rol kunnen spelen.
Burgemeester en wethouders huldigen echter het principe, dat de burgerij
zoveel mogelijk bij het werk van de stichting voor lichameljke opvoeding
en sport moet worden betrokken. Wanneer men nu het aandeel van de recht
streekse vertegenwoordiging van de gemeentelgaat vergroten, dan is dat in
strijd met voornoemd principe. Op zichzelf is het verlangen naar een grotere
gemeentelijke vertegenwoordiging niet onbegrijpelijk. Deze aangelegenheid
zal, mede gezien de recente wijziging van de statuten van de stichting voor
lichamelijke opvoeding en sport, opnieuw in beschouwing kunnen worden geno
men. Zelf weet spreker op dit moment nog niet of een uitbreiding van het
aantal gemeentelijke vertegenwoordigers in de stichting voor lichamelijke
opvoeding en sport al dan niet juist is.
Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen,
c. Rapport d.d. 14 februari 1968 van de commissie gasbedrijf inzake de
G.A.S.0. met voorstel dit rapport voor kennisgeving aan te nemen.
Mevrouw POLET-Musler meent dat er sprake is van een moeilijke zaak.
Niemand weet hoe gevaarlijk aardgas is. Daarom heeft de directeur van het
gasbedrijf voorgesteld de G.A.S.0. in het leven te roepen. Dat is een zeer
loflijk streven, dat ook echt op de weg van de overheid ligt. Maar de service
en de reparatie aan gasapparaten behoren eigenlijk toe aan de leveranciers.
Doordat er zo'n grote verscheidenheid in apparaten is, zijn verschillende
leveranciers niet zo gemakkelijk in staat om service te verlenen. Thans wordt
er toch een vorm van particulier initiatief in het leven geroepen (de vlag
die de lading dekt)maar het werk moet - zeker de eerste tijd - worden ge
daan door de overheid.
Zou de overheid in verband met de gevaarlijkheid van het aardgas
niet moeten komen tot een soort van verordening zoals deze er met betrekking
tot brandgevaar ook is voor het opslaan van olie? Spreekster gelooft dat
- 52 -