voor dedi van Dat aatste alen. nen- tsar- et uit- >n. iri jven. 17 april 1968. Hij ziet nog niet in waarom ineens een jarenlang gegeven en gehonoreerde uitleg van een wetsartikel moet vervallen, om plaats te maken voor een an dere uitleg, die op zichzelf misschien wel is te verdedigen. Een en ander bevredigt hem niet. Alvorens een bepaald standpunt in te nemen over deze kwestie zou hij eerst overleg willen plegen met gedeputeerde staten, om blijk te kunnen geven van een andere mening die ook is te verdedigen. Hij verzoekt voornoemde zin uit het preadvies te schrappen. Alvorens over te gaan tot het niet meer betalen van presentiegeld aan de wethouders, wil hij over deze kwestie met gedeputeerde staten van gedachten wisselen. De heer DE GROOT merkt op dat de fractie van de Boerenpartij zich wat de kwestie van het betalen van presentiegelden aan wethouders betreft kan verenigen met het standpunt van de voorzitter. Het is niet juist om na ruim honderd jaar een omgekeerde uitleg te geven aan een niet gewij zigd wetsartikel. Iets anders is echter dat de consequentie zal zijn, dat men er bij het samenstellen van de raadscommissies van moet uitgaan, dat een wet houder als raadslid deel uitmaakt van een raadscommissie. Op dit punt is niet altijd juist gehandeld. Met één voorbeeld wil spreker dit duidelijk maken. Op 6 september 1966 werden van een raadsfractie van vier leden twee leden als raadslid gekozen in de onderwijscommissie, terwijl een raadsfrac tie van drie leden niet is vertegenwoordigd in deze commissie. Een ver houding van twee van de vier tegenover nul van de drie ligt toch wel wat scheef De VOORZITTER meent dat hetgeen de heer De Groot heeft opgemerkt helemaal los staat van de onderhavige zaak. Spreker wil er dan ook niet verder op ingaan. De heer DE BRUIN vraagt of er bij het betalen van presentiegel den voor de raadsleden-wethouders eenzelfde gedragslijn zal worden gevolgd als voor de raadsleden-niet-wethouders De VOORZITTER antwoordt dat hij de tot nu toe gevolgde gedrags lijn wil voortzetten, totdat hij ervan overtuigd is, dat hetgeen Soest doet niet juist is. Op dit ogenblik is hij niet overtuigd van de juistheid van het standpunt van gedeputeerde staten. Bovendien is ook de opmerking van gedeputeerde staten "te verdedigen is" niet overtuigend. De heer WESTRA vraagt of de raad mag verwachten dat deze te zijner tijd nader wordt geïnformeerd. De VOORZITTER: Uiteraard.' Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heren De Groot, Stam en Veldhuijsen krijgen op hun verzoek aantekening in de notulen, dat zij zich met de genomen beslissing niet hebben verenigd. 82(11) Voorstel tot het garanderen van geldleningen op grond van de beschikking geldelijke steun eigen woningen 1968. 83(12) Voorstel tot aankoop van grond gelegen: a. aan en nabij de Nieuweweg van W.G. Tolboom; b. aan de Birkstraat van J.J. Stalenhoef; c. nabij de Dorresteinweg van G.H. Grijze; d. nabij de Dorresteinweg van G. v.d. Deyssel e. nabij de Dorresteinweg van H. de Groot; f. nabij de Dorresteinweg van A. van den Broek. 84(13) Voorstel tot verkoop van grond gelegen aan de Julianalaan aan de Verpak kingsindustrie Lindner N.V. 85(14) Voorstel tot wijziging van de te naamstelling van de akte van overeenkomst voor het leveren van een steno-analytisch verslag van het besprokene in de raadsvergaderingen. 86(15) Voorstel tot goedkeuring van de begroting van de Stichting Verzorgingshuis "De Malvahoeve" voor het jaar 1968. - 85 - aad an e c- in ;e~ :den ■jk >m- raad ?e sen lege aan nheid kan un Men t thou- d-g geen punt ;d van liet An- tting int Lkel at

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 86