punt blijft, stemming aan- irdt aangetekend worden te heb- oldigingsveror- sverordening. zonder hoofde- esluit terzake 1de beroep te- /raagde bouw- :an meegaan met r R.J. de Groot an mening is t B. en W. tot j kan het echt ollege dat een mening dat een Hij wijst erop veel meerom- ijf" en dat bij- tuinbouwbedrij- .ierteeltbedrij- at in het on- plantenkas niet tel van agrari- loor veehoude- 1 door akkerbe- k begrijpen dat 2 gin van glas- ten en daarom le Groot ge- im in de toe- ning van het be- in een woonbe- :erd met een ;emeente enorm ch zou meebren- t verlenen van een vergunning bestaan. Aan tiens desnoods n, dat na vijf ken perceel zou geen vergoeding den gegeven, iat er een grote 1 kassen in het eent dat wat >u zijn, zo hij al dan ook dat op wel zou kun- 2 aanvrage van gens dat aan- bestond tegen ring. Bij schrij- lege de heer vergunning kon hij aan bepaal- rwaarden waren rden niet mo lk terecht gewei gerd aan die voorwaarden te voldoen. Resumerende zegt spreker, dat hij akkoord wil gaan met het voorstel van het college om het beroep van de heer R.J. de Groot ongegrond te verklaren, doch dat hij meent er sterk op te moeten aandringen, dat wanneer een aanvrage om een tijdelijke vergunning wordt ingediend, die vergunning inderdaad wordt verleend. De heer DE BRUIN zegt dat het hem bij het bekijk ken van deze zaak voorkomt, dat een en ander door het college zeer en zeer formeel wordt behandeld. Toen de heer R.J. de Groot het onderhavige perceel kocht, stonden daarop al bepaalde opstallen, o.a. een hooitas en een schuur. De heer R.J. de Groot heeft een groothandel in groente en fruit en daarbij een kwekerij van fruit en van bepaalde soorten van groente. Spreker dacht dat in een gebied van de ge meente dat als agrarisch is aangeduid, zeer zeker wel een plantenkas mag worden gebouwd. Als dat niet mag, zou hij van het college toch wel eens een duide lijke uitleg willen hebben waaruit blijkt wat er dan wel op een agrarisch bedrijf mag staan. Spreker vraagt zich af hoe ver het agrarische gedeel te aan de Insingerstraat zich uitstrekt. Hij wijst erop, dat een paar honderd meter of misschien slechts hon derd meter verderop een grote loods van een hande laar in autobanden staat. Hij weet niet in hoeverre dat een agrarische aangelegenheid is. Het is hem bekend dat rubber van rubberbomen komt, maar zulke bomen groeien daar niet. Uit de correspondentie van de heer R.J. de Groot, waarvan spreker inzage heeft gehad, blijkt dat hij een vergunning krijgt om op zijn perceel een kas neer te zetten, mits hij zijn hooitas en zijn schuur afbreekt. Verder blijkt daaruit, dat een andere keer de vergun ning voor de bouw van een kas wordt geweigerd op grond van bepaalde feiten, gelet op artikel 48, lid 1, sub b, van de Woningwet. Spreker wil niet zeggen dat het door het college inge nomen standpunt onjuist is. Wel vindt hij, zoals ge zegd, dat een en ander zeer en zeer formeel is behan deld. Gezien het feit dat in een agrarisch gebied een plantenkas toch zeer zeker geen dissonant is, verzoekt hij het college nog eens nader voor de heer R.J. de Groot te willen bekijken of op de een of andere ma nier niet toch een oplossing is te vinden. De heer DIJKSTRA zegt dat hij zich niet verregaand zal verdiepen in dit concrete geval, hoewel hij met de heer De Bruin van mening is dat dit toch wel erg casui's- tisch is behandeld, doch dat hij een kritisch woord wil spreken over het vergunningsbeleid in het algemeen ten aanzien van bouwvergunningen en voorwaardelij ke bouwvergunningen. Spreker heeft de indruk dat het college met bijzondere gestrengheid optreedt tegen de aanvragers van bouw vergunningen, waarbij hij met name denkt aan dege nen die een schuur willen verlengen of ergens een ga rage of, zoals in dit geval, een kas willen neerzetten. Hij acht het beleid van het college ter zake geenszins tegemoetkomend. Naar zijn mening is het gestreng hanteren van bepaalde normen op zich zelf een ge zond beginsel en kan de gestrengheid waarmede, naar zijn indruk, het college te dezen optreedt, natuurlijk door niemand worden aangevochten. Maar wanneer hij tegenover deze gestrengheid stelt dat de gemeen te Soest, zoals vele gemeenten in ons land, eenvoudig is overstroomd met clandestiene bouwsels, dat het in deze gemeente wemelt van clandestiene hokken, gara ges, schuren, schuurtjes en grotere bouwsels waarvan de gebruikers en de bouwers nooit hebben gevraagd noch zich bekommeren om legale vergunningen, dan wil hij, althans als zijn indruk ten aanzien van de ge strengheid van het college te dezen juist is, het colle ge toch graag in overweging geven coulant en groot moedig te zijn ten opzichte van degenen die bij het college komen vragen om een vergunning en daaren tegen met grote gestrengheid op te treden tegen de honderden bouwers en eigenaar s van allerlei krotjes, schuren, gammele garages, kortom van alles wat ille gaal gebouwd is. Zo zou hij het beleid van het college te dezen gaarne gevoerd zien. Aan de onderhavige concrete beslissing wil spreker niet te zwaar tillen, omdat ten aanzien hiervan argu menten pro en argumenten contra ongeveer gelijke lijk zijn aan te dragen en daardoor deze zaak voor hem moeilijk is te overzien. Hij is geneigd het college te volgen onder het motto: „In dubiis abstine". Samenvattend zegt spreker dat hij zich bij dit concre te besluit van het college zal aansluiten omdat hij het onbillijke ervan niet kan aantonen, doch dat hij het beleid van het college in het algemeen bij het verle nen van vergunningen graag een liberaal accent gege ven zou zien in die zin, dat grootmoedig wordt opge treden jegens degenen die de juiste weg bewandelen en dat bijzonder streng wordt opgetreden tegen de honderden c.q, duizenden die ergens illegaal iets hebben opgericht. De heer STORIMANS zegt dat hij zou willen aandrin gen op het tijdig realiseren van de bestemmingsplan nen. Hij meent dat vóór 1 augustus 1970 de bestem mingsplannen moeten worden gewijzigd of in ieder geval gerealiseerd moeten worden. Nu is het vaak zo, dat langs een bepaalde straat op het ene perceel al leen mag worden gewoond en op het andere, daar naast gelegen perceel wel iets anders mag, bijvoorbeeld doordat het de bestemming „handel en industrie" heeft Men weet thans niet waaraan men toe is. Daar om zal spreker graag vernemen of het niet mogelijk is dat ervoor wordt gezorgd, dat de bestemmingsplan nen tijdig worden gerealiseerd- Hij vreest dat de ge meente Soest per 1 augustus 1970 per se niet klaar zal zijn met het wijzigen van de bestemmingsplannen. Hij acht dit wel begrijpelijk, omdat Soest moet uit groeien tot een gemeente van 60.000 a 80.000 inwo ners. Maar er komen nu wel eens mensen bij hem aan de deur die zeggen: Ik woon op nr. 102 en ik mag dit niet, terwijl degenen die op nr. 100 wonen en degenen die op nr 104 wonen het wel mogen. Die mensen vra gen dan waarom dat zo is Naar sprekers mening geeft een dergelijke situatie een bepaalde wrok bij de bur gerij, Die situatie wordt op het ogenblik gewoon ver oorzaakt door de bestemmingen die voor bepaalde petcelen gelden. Men kan de mensen die opmerkingen en vragen als hiervoren bedoeld naar voren brengen, op het ogenblik niet helpen.. Men moet hun gewoon zeggen: Zo is het momenteel, het is op het ogenblik bij de gemeente in studie. Maar spreker vertelt hun dit nu al anderhalf jaar en ziet het er niet op uitdraai en, dat per 1 augustus 1970 alle bestemmingsplannen zullen zijn gewijzigd. Hij meent dat de burgerij eigen lijk goed duidelijk zou moeten worden gemaakt, dat de gemeente wel wil, maar dat de plannen nog niet klaar zijn. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT zegt naar aanleiding van de opmerking dat het colle ge deze zaak formeel behandelt, dat de heer R.J. de 105

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 104