Groot zelf de zaak nogal formeel aanpakt door ter za ke bij de raad in beroep te gaan. De heer DE BRUIN: Dat is zijn goed recht! De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT merkt op dat als zij formeel zou willen doorgaan, zij in de eerste plaats zou zeggen, dat de heer R.J. de Groot zelf al heeft gesteld dat de vergunning terecht is geweigerd, en in de tweede plaats zou zeggen, dat het al of niet verlenen van een tijdelijke vergunning is voorbehouden aan B. en W. Spreekster lerinnert eraan dat het raadslid de heer De Groot heeft gesteld, dat de agrarische bedrijven in het Soesterveen niet alle het bouwen van kassen wettigen. Vervolgens wijst zij erop dat de aard van het bedrijf zodanig moet zijn, dat daar het bouwen van een kas kan worden toegestaan en dat al is gesteld, naar zij meent door de heer De Bruin, dat de aard van het be drijf van de heer R.J. de Groot niet bepaald een van de duidelijkste is. De heer DE BRUIN: Dat heb ik niet gezegd! De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: U heeft gesproken over de groothandel in groente. De heer DE BRUIN: Ja, annex tuinderij. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Juist, maar er zitten ook nog geheel andere bedrijvig heden op dat terrein en wij hebben dus getracht te weten te komen wat nu eigenlijk de bedoeling van dat bedrijf is, welke aard dat bedrijf in de toekomst zal hebben. Voortgaande zegt spreekster dat het college in dat licht in het vooruitzicht heeft gesteld een tijdelijke vergunning te zullen verlenen, mits dan ook duidelijk zou worden wat dan de aard van het bedrijf van de heer R.J. de Groot zou zijn. Dat bedrijf hinkt nu op drie benen. Hangende het desbetreffende gesprek met de heer R.J. de Groot is niet duidelijk geworden, dat dit bedrijf het bouwen van een kas rechtvaardigt en is de vergunning geweigerd. Dat wil niet zeggen dat wanneer het het college duidelijk wordt dat de aard van dit bedrijf de tijdelijke vergunning toch wel wet tigt, geen tijdelijke vergunning zou worden gegeven. Dan dient echter wel de nodige overeenstemming te worden bereikt en daar ontbrak het tot nu toe aan. Wanneer terecht een bouwvergunning wordt gewei gerd, is het naar spreeksters mening onbegonnen werk om alle achtergronden van de zaak naar voren te halen als tegen de weigering in beroep wordt ge gaan. Zij gelooft dat dan het einde zoek zou zijn. Zij is nu wel op de achtergronden ingegaan, maar zij ge looft dat wanneer er in de toekomst sprake zal zijn van weigeringen die formeel gegrond zijn, het college niet op de achtergronden zal kunnen ingaan. Anders zouden ter zake ook allerlei persoonlijke dingen naar voren komen, die in de raad bepaald niet in het geding zijn. Spreekster heeft begrepen dat de heer Dijkstra meent dat het college te streng is met betrekking tot het weigeren van bouwvergunningen en dat de heer Dijk stra verder heeft gesteld, dat er links en rechts van al les verschijnt. Zij zou dit willen omkeren, namelijk: In het verleden is er zoveel clandestien gebouwd en zozeer maar aangerommeld in Soest en daar pukken wij nu zozeer de nare vruchten van, dat het college wel streng moet zijn. De heer DIJKSTRA: Juist tegen de illegale bouwsels zou ik streng opgetreden willen zien. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Daar wordt tegen opgetreden. De heer DIJKSTRA: Daar kunt u niet kras genoeg te gen optreden. De wethouer mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Daar kan inderdaad niet kras genoeg tegen worden op getreden. En ik moet zeggen dat wanneer iemand met zijn weinige geld iets heeft gebouwd, het dikwijls een heel nare zaak is om te zeggen, dat hij het maar moet afbreken. Men speculeert daar dan wel op, maar het is voor ons een nare zaak. Ik geloof niet dat wij wat het verlenen van bouwvergunningen betreft onredelijk streng zijn. De heer DIJKSTRA: Ik ken enkele verdrietige geval len, hoor! De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Nu komen wij natuurlijk weer in allerlei persoonlijke omstandigheden, maar er zijn wel degelijk genoeg bouwvergunningen verleend waarbij wij niet onrede lijk te werk zijn gegaan. Integendeel, zou ik bijna zeg gen. Verder is het zo, dat er altijd ontheffingsmogelijk heden zijn en dat die regelmatig worden gehanteerd, bijvoorbeeld bij het overschrijden van een bebouwings grens of van een voorgeschreven dakhoogte. Ik weet niet waarop u uw uitlatingen baseert, maar ik geloof dat het nogal meevalt. Voortgaande zegt spreekster het idee te hebben, dat de heer Storimans een heel bepaalde strook op het oog heeft. De heer STORIMANS: Ik krijg op het ogenblik langs die straat heel veel mensen aan de deur en ik weet niet meer wat ik hun moet zeggen. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Wij hebben gistermiddag over die straat, de Amers- foortsestraat, zeker twee uur gepraat. Dit is een bij zonder moeilijke hoek. Daar ligt een heel oud plan dat ik telkens met schaamte te voorschijn moet halen. Dat zit met plakband aan elkaar. Maar het is geen eenvoudige straat om er een bestemming aan te geven, De heer STORIMANS: Dat is zo jammer. Ik kreeg on langs weer iemand aan de deur, een man van 22 a 23 jaar, die probeert zijn gehele gezin te onderhouden en die nu moet verdwijnen. Hij probeert er van alles van te maken, hij probeert echt alle vergunningen te krij gen, hij gaat niet illegaal te werk, maar nu moet hij verdwijnen. Wij hebben dat in de raad al eens behan deld. De heer PIEREN: Van Beek! De heer STORIMANS: Inderdaad. Hij komt ongeveer huilende aan mijn deur. Wat moet je dan tegen hem zeggen? Die man legt geen sterveling iets in de weg. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Ik kan alleen zeggen dat het plan in bewerking is en dat het zo spoedig mogelijk zal worden ingediend. Ook aan de andere plannen wordt gewerkt. U begrijpt dat het niet eenvoudig is om alles achter elkaar klaar te krijgen. Maar er wordt aan gewerkt, want wij moe ten het klaar hebben in augustus 1970. De heer DE BRUIN merkt op dat hij in eerste instan tie tot twee keer toe de nadruk heeft gelegd op het formalistische van deze zaak en dat hij dat mede heeft gedaan in verband met het feit dat zijn fractie in het verleden wel eens in een gewone raadsvergadering en ook wel eens in een begrotingsvergadering de nadruk heeft gelegd op de gebrekkige communicatie tussen de burgerij en de overheid. Spreker krijgt namelijk heel sterk de indruk, dat er ook in het onderhavige ge- 106

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 105