l. (ofdelijke opstallen - grotingswij- le desbetref- sie en zon- anciële com- dien ver- >or te behou- rijf en uit- igt, met dien aan bet col- .D. geacht de desbe- lofdelijke erzoek wordt de V.V.D.- sn tegenge- de desbetref- ïssie en zon- ag per leer- eren, uit- t stichting en en. van een kre- gruimte bij ivolgens zon- ming aangeno- i geldlening iting Openba- egrotingen. D van dit n de algeme- llege wordt :ersverorde- onder hoofde- n duurtetoe- ïg komende in de laatste i „democra- ig in dit el geweld :id, dat de d overleg in ;t college naar de ien, doch het :eft gemeend op dit advies niet te kunnen ingaan. Gezien agenda punt 3, waarbij de bezoldigingsverordening van de ambtenaren is gewijzigd en waaruit blijkt, dat de ambtenaar-handarbeider op dit moment aan een maximumsalaris van f. 887,- bruto per maand kan ko men, en gelet op het feit dat die ambtenaar op grond van het voorstel van het college de minimale duurte- toeslag zou gaan genieten, meent spreker dat het aan beveling verdient dat het voorstel van het college wordt gewijzigd in die zin, dat het advies van het plaatselijk georganiseerd overleg wordt overgeno men en dus wat de duurtetoeslag betreft de minima le uitkering wordt vastgesteld op f. 140,- bruto. Hij heeft geen bezwaar tegen vaststelling van het maxi mum op f. 260,- bruto. De heer VERHEUS zegt dat er altijd wordt geklaagd over het georganiseerd overleg, vooral van de kant van de vakorganisaties. Spreker meent dat dat terecht ge beurt. Ook hij vindt dat het georganiseerd overleg weinig inhoud heeft. Het is namelijk zo, dat het depar tement op een gegeven moment bepaalt en dat men het dan maar heeft te slikken. Op vrijdag 5 september 1969 heeft spreker met be trekking tot deze aangelegenheid een schrijven d.d. 2 september 1969 ontvangen. Hij was toen door om standigheden niet thuis, met als gevolg dat hij dat schrijven pas op zondagavond 7 september 1969 on der ogen heeft gekregen. In dat schrijven stond dat hij vóór 8 september 1969 schriftelijk zijn standpunt moest mededelen. Dat kon uiteraard niet en dat zou ook niet hebben gekund als hij wel thuis was geweest. Hij neemt aan dat het de heer Van den Berg net zo is vergaan. Deze hele zaak was bij de gemeentebesturen echter reeds uiterlijk half augustus 1969 bekend, want de brief van de staatssecretaris van binnenlandse zaken is gedateerd 1 augustus 1969. Het kan zijn dat in dit geval bijzondere omstandigheden een rol hebben ge speeld, maar als altijd met alle zaken een werkwijze wordt gevolgd als nu het geval is geweest, dan heeft overleg eigenlijk helemaal geen zin, want dan kan men met betrekking tot alle zaken een briefje naar de be trokkenen sturen met de mededeling: Als uw bericht niet vóór die en die datum binnen is, wordt u geacht voor te zijn. Spreker vindt dat op zich zelf toch wel een kwalijke gang van zaken. Spreker kan er wel begrip voor opbrengen dat het college stelt, dat het niet van de uniforme regeling wil afwijken, opdat het niet voorkomt dat een politie agent minder krijgt dan een plantsoenarbeider. Maar de gang van zaken zoals die in dit geval is geweest, vindt hij niet bepaald erg democratisch. Hij onder schrijft wat dit betreft de opmerkingen van de heer Van den Berg. Mevrouw POLET MUSLER merkt op dat dit voorstel een van de weinige gevallen betreft waarin de zozeer geroemde inspraak min of meer tot haar recht had kunnen komen. Dit voorstel gaat over een aangelegen heid ten aanzien waarvan de vakbonden - zij het niet onmiddellijk de belanghebbenden vertegenwoordigde, maar wel gekozen door de belanghebbenden - een ge heel ander standpunt innemen dan het college op het ogenblik doet. Spreekster zal graag vernemen wat het motief van het college is geweest om van het stand punt van de vakbonden, die het standpunt van de be trokkenen vertegenwoordigen, af te wijken. Zij kan niet aannemen dat, zoals haar in een der commissies ter ore is gekomen, het administratieve voordeel de doorslag zou hebben gegeven De heer WESTRA zegt dat hij gaarne ondersteunt het voorstel van de heer Van den Berg om de minimum uitkering op f. 140,- bruto te bepalen. De heer VAN POPPELEN zegt dat hij het voorstel van de heer Van den Berg gaarne iets zou uitdiepen. Op 1 augustus 1969 heeft de staatssecretaris van bin nenlandse zaken een mededeling gedaan omtrent de rijksbeslissing om aan het overheidspersoneel een duur tetoeslag van 1% te geven. Het rijkspersoneel heeft die toeslag inmiddels gehad. De meeste vakbonden heb ben het voorstel naar voren gebracht om de duurte toeslag voor alle ambtenaren te bepalen op f. 140,- bruto. Er is ook een vakbond die zich daarmede niet heeft verenigd; deze vakbond meent dat wanneer iedere ambtenaar f. 140,- bruto zou krijgen, de mid dengroepen er slechter zouden afkomen, omdat zij dan wegens de progressie in de belastingen netto minder zouden ontvangen dan wanneer zij een uitke ring van 1% zouden ontvangen. Het rijkspersoneel, de burgemeester, de secretaris, het politiepersoneel en het onderwijspersoneel hebben een duurtetoeslag van 1% ontvangen. Spreker vindt het dan ook minder redelijk, vreemd en onbegrijpelijk als de gemeenteraad moet zeggen: Die middengroepen hou den wij het maar af. Hij ondersteunt gaarne volledig het voorstel van de heer Van den Berg, maar hij zou daarbij wel graag zien dat zo mogelijk aan de midden groepen iets meer wordt gegeven. Wanneer voor de to taliteit der ambtenaren een totaalbudget is uitgetrok ken ten aanzien van de duurtetoeslag, zodanig dat het niet mogelijk zou zijn dat aan de middengroepen iets meer wordt gegeven, dan kan dit misschien op moeilijkheden stuiten. Spreker zal graag van het colle ge vernemen wat in dit opzicht de mogelijkheden zijn. Primair is zijns inziens dat de lagere-inkomens- groepen minstens f. 140,— bruto ontvangen. De wethouder DE HAAN merkt op dat de gemeente raad op zich zelf al een wonderlijke werkgever is, doch dat het nu bovendien zo is, dat deze werkgever in zich zelf verdeeld is. Dit is nog wonderlijker; het kan uiteraard voorkomen, maar het is een merkwaar dig fenomeen. De heer VAN DEN BERG: U spreekt in raadsels! De heer DE HAANDe gemeenteraad treedt op als de hoogste gezagdrager en is dus eigenlijk de werkge ver van de ambtenaren. De heer VAN DEN BERG: Het is gedelegeerd aan het college De wethouder DE HAAN: Ik meen dat de gemeente raad als werkgever nu toch blijk geeft van een zekere verdeeldheid in zich zelf. Op zich zelf is dat natuur lijk ook weer toegestaan - gelukkig maar - doch het is wel een merkwaardig fenomeen. Voortgaande zegt spreker dat naar zijn mening de heer Van den Berg de democratie er een beetje heeft bijgesleept. Hij meent namelijk dat de heer Van den Berg uitgaat van een verkeerde gedachtengang. De heer Van den Berg gaat ervan uit, dat er per kop wordt gestemd. Maar dat is niet zo. De werkgever heeft één stem en de werknemers hebben samen ook één stem. De heer VAN DEN BERG: Die constructie kun je na tuurlijk altijd trekken. De wethouder DE HAAN: Nee, dat staat in het regle ment van het georganiseerd overleg en dat zijn de spelregels die bij de democratie behoren, mijnheer Van clen Berg. 123

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 122