nog verloren. Soest moet of meedoen of zeggen: Nee,
het is toch eigenlijk bij nader inzien niet onze zaak.
De bestuurders hebben nu eenmaal veel te maken met
deskundigen. Het bestuur moet de deskundigen altijd
behoorlijk tegenspel leveren. Het hangt dan een beet
je van het bestuur en ook wel van de deskundigen af
in hoeverre dat tot zijn recht komt. Maar zonder de
deskundigen gaat het ook niet, want voor dat tegen
spel zijn de deskundigen nodig, Anders is er tegen
over het ondeskundige bestuur geen tegenspel.
Spreker stelt voor dat de raad van Soest het thans ge
vraagde krediet beschikbaar stelt, maar nu al in een
begeleidend schrijven aan het Samenwerkingsorgaan
Eemland laat weten dat deze raad huiverig staat tegen
over het begrip „integratie" dat naar voren is ge
bracht in de brief van dit orgaan, alsmede dat het be
schikbaar stellen van dit krediet niet wil zeggen, dat
Soest een volgend krediet voor hetzelfde doel beschik
baar zal stellen, doch dat Soest te gelegener tijd op
nieuw zal nagaan of het zin heeft weer een krediet voor
dit werk beschikbaar te stellen. Als Soest dan later
niet meer wil meespelen, dan kan deze gemeente dat
niet worden verweten; dan kent men van tevoren het
standpunt van deze gemeente.
Spreker gelooft dat als de raad van Soest het op deze
manier doet, eerlijk te werk wordt gegaan en deze
raad zich niet in gevaarlijke avonturen stort. Het zal
verder natuurlijk van de vertegenwoordigers zowel in
het dagelijks bestuur als in het algemeen bestuur van
het Samenwerkingsorgaan Eemland afhangen hoe dit
orgaan zal werken. Tenslotte is ook Soest zelf dat
orgaan. Soest heeft daarin een stem en kan daarin
invloed uitoefenen. Naar sprekers mening moet Soest
echt niet te bang zijn voor Amersfoort. Hij zelf is he
lemaal niet bang voor Amersfoort. Als Soest het met
iets niet eens is, kan het dat heus wel naar voren bren
gen en er bezwaren tegen maken. Soest kan niet wor
den overspeeld.
De heer OLDENBOOM zegt enkele opmerkingen te
willen maken over de organisatie van het geheel, om
dat er gezocht is naar iets dat naar zijn gevoel niet
goed werkt. De leer van de organisatie zegt, dat een
coördinatie zeer wel tot stand kan komen in een com
missie of een comité van de betrokken deskundigen.
Dat is heel goed mogelijk. Daarnaast is er een andere
vorm in de organisatie. Die houdt in dat er een gezag
hebbende coördinator bij wordt gezet wanneer het
nuttig is dat de coördinatie dringend wordt voorge
schreven, wanneer de belangen dusdanig uiteenlopen
dat de betrokken deskundigen niet tot elkaar kunnen
komen. Nu wordt wel de vorm van een coördinator
boven het geheel gekozen, maar die coördinator heeft
geen gezag en spreker vraagt zich in gemoede af wat
men nu eigenlijk wil.
De heer BERKELBACH VAN DER SPRENKEL
zegt dat hij dankbaar is voor de door de voorzitter ge
geven uiteenzetting. Hij gelooft dat het inderdaad goed
is dat deze hele zaak nog eens rustig de revue heeft kun
nen passeren. Hij acht deze zaak daar belangrijk genoeg
voor.
Spreker gelooft dat het door hem naar voren gebrach
te begrip „neutraliteit" door de voorzitter te zwaar ge
nomen is. Spreker wil niet afzijdig staan. Hij is van
mening dat de voorzitter volmaakt gelijk heeft wanneer
deze zegt, dat Soest niet afzijdig moet gaan staan, dat
Soest in het begin „Ja" heeft gezegd en dat zal moeten
waarmaken. Daarmede is spreker het zonder meer eens.
Hij heeft meer bedoeld te zeggen dat de positie van
Soest een andere is dan die van andere satellietgemeen-
136
ten van Amersfoort. De gemeente Soest is wat zwaar
der wat inwonergewicht betreft. Bovendien heeft zij
haar connecties naar het westen. Daardoor wordt zij
beïnvloed door invloeden vanuit andere gemeenten
dan de regio Amersfoort, waardoor zij een enigszins
andere, een enigszins aparte positie inneemt en ook
een bepaalde inbreng zal kunnen hebben. Spreker
zou de neutraliteit niet negatief, maar positief willen
zien. Hij meent dat als hij het zo stelt, de voorzitter en
hij het wel met elkaar eens kunnen zijn.
Het voorstel van de voorzitter om nu het gevraagde
krediet toch te aanvaarden, doch dan tevens een bege
leidend schrijven aan het Samenwerkingsorgaan Eem
land te zenden waaruit blijkt hoe er in de raad van
Soest over is gedacht en wordt gedacht, lijkt spreker
een reëel voorstel. Hij zou daaraan zeker zijn stem
kunnen geven. Hij gelooft dat het verstandig is om een
proef te nemen. Als men een proef neemt, dan moet
men er ergens in de tijd ook een grens aan stellen; dan
moet men bijv. zeggen: Wij nemen die proef tot zo
ver. Dan maakt het geen verschil of een datum wordt
genoemd dan wel wordt gezegd dat de proef wordt ge
nomen totdat het krediet van f. 150.000,- op is.
Spreker hoopt dat nadat de proef zal zijn genomen
het degenen die er dan over zullen hebben te beslissen
gegund zal zijn om uit de documentatie die hun tijdig
zal worden toegestuurd, te kunnen opmaken of het
verstandig is om door te gaan.
De heer VAN POPPELEN zegt dat ook hij er dankbaar
voor is, dat de voorzitter vrij breedvoerig is ingegaan
op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen.
Hij meent dat de raadsleden die geen deel uitmaken
van het bestuur van het Samenwerkingsorgaan Eemland
door het betoog van de voorzitter wat meer op de hoog
te zijn gekomen van wat de samenwerking van Soest
met Amersfoort te betekenen heeft en dat, wanneer
aan dat betoog voldoende publiciteit wordt gegeven,
ook de burgerij hiervan wat meer op de hoogte zal
komen.
Spreker zal graag vernemen wie de leiding van dit co
ördinatieteam zal hebben, alsmede waar net secreta
riaat van dit team wordt gevestigd. Voorts zal hij
graag vernemen of het onderzoek dat dit team zal
gaan instellen ook nog extra kosten met zich zal me
debrengen voor de betrokken gemeenten ten aan
zien van het leveren van gegevens, dan wel de desbe
treffende kosten in het krediet van f. 150.000,-
zijn begrepen.
Spreker heeft begrepen dat als het voorstel van de
voorzitter wordt aangenomen, men ook tijdig van de
gang van zaken op de hoogte zal worden gesteld via
een tussentijds rapport. Als dat zo is, steunt hij met
zijn fractie gaarne het voorstel van de voorzitter.
Mevrouw POLET-MUSLER zegt dat haar fractie zich
kan verenigen met het voorstel van de voorzitter. Zij
gelooft dat de daarin bedoelde begeleidende brief een
heleboel scherpe kantjes van het aan de orde zijnde
voorstel van het college van burgemeester en wethou
ders wegneemt en dat door die brief de zaken zeer
duidelijk worden gesteld.
De VOORZITTER merkt op dat hij erkentelijk is
voor het begrip dat hij heeft ondervonden.
Spreker heeft niet helemaal begrepen wat voor de
heer Oldenboom het probleem was. Hij gelooft dat de
heer Oldenboom meent, een zekere contradictie te
hebben bespeurd. In verband hiermede wijst hij erop
dat het de bedoeling is, dat de deskundigen op stede
bouwkundig gebied contact met elkaar hebben, dat