toen volledig heeft verenigd. In dezelfde begrotingsverga-
dering heeft de voorzitter gesteld:
„Daarbij komt nog dat - dit argument blijft ook nog
spelen wanneer de ergste woningnood voorbij is - de
betrokken woningen behoren tot de goedkoopste wo
ningen in Soest."
Deze uitspraak hield in, dat het college in principe was
tegen de verkoop van woningwetwoningen.
In de raadsvergadering van 21 februari 1968 is deze
zaak, mede op verzoek van enkele fracties, opnieuw aan
de orde gesteld. Op het laatste moment is het betrokken
voorstel gewijzigd. Voorgesteld werd toen om voors
hands niet over te gaan tot verkoop van het gemeentelijk
bezit aan premie- en woningwetwoningen. De K.V.P.-
fractie heeft op dat moment begrip gehad voor het door
het college naar voren gebrachte standpunt. Zij heeft zich
daarbij neergelegd en afgewacht een meer definitief voor
stel.
Thans is er wederom een voorstel ter zake gekomen.
Dit houdt in niet over te gaan tot verkoop van premie- en
woningwetwoningen. Wederom worden aangevoerd het
motief van de doorstroming en de noodzaak om wonin
gen beschikbaar te houden voor ambtenaren en politie
functionarissen Inderdaad moet men voorzichtig zijn
met het verkopen van de allergoedkoopste woningwetwo
ningen. Dit ten einde te voorkomen, dat er voor de min-
derdraagkrachtigen geen woningen meer beschikbaar zijn.
Spreker gelooft echter dat aan degenen die in aanmerking
willen komen voor het kopen van een premie- of woning
wetwoning meer voorlichting gegeven zou moeten worden
omtrent de argumenten om niet tot verkoop over te gaan.
Het grootste deel van de K.V.P.-fractie meent dat van
de doorstroming die het college zich voorstelt, in de prak
tijk niet veel terecht zal komen. Wanneer men eenmaal
goedkoop woont in een woningwet- of premiewoning,
valt niet veel van doorstroming te verwachten. De meer
derheid van de fractie meent dat wanneer de betrokken
bewoners hun woning zouden kunnen kopen, zij daartoe
misschien bereid zouden zijn.
In de ministeriële circulaire van 16 september 1968
staat op blz. 2:
„Ter voorkoming van teleurstelling bij de aspirant-ko
pers, komt het mij gewenst voor, dat met name de be
woners van na-oorlogse woningwetwoningen, die
overwegen de door hen bewoonde woning te kopen,
van de zijde van de betrokken woningcorporatie of
gemeente vóór het indienen van een formeel verzoek
daartoe, zij het globaal, worden geïnformeerd ten aan
zien van de prijs van overdracht en het te verkrijgen
subsidie."
Hieraan zou spreker nog willen toevoegen: en de finan
cieringsregeling. Het zou best kunnen zijn, dat een aantal
van de betrokkenen dan terugschrikt om hun woning te
kopen.
In zijn voorstel schrijft het college alle medewerking
te willen verlenen aan de bouw van woningen voor min-
derdraagkrachtigen. Dit argument werd met name ook in
de begrotingsvergadering van december 1967 gebruikt.
Op dat moment waren er de laatste twee jaar weinig wo
ningen gereedgekomen. Thans wijst het college erop dat
er een aantal woningen is gebouwd aan de Weegbreestraat
en de Kamperfoeliestraat. De fractie zou echter gaarne
vernemen, welke stappen er in 1968 zijn genomen en wel
ke vorderingen er in 1968 zijn gemaakt om degenen die
een goedkope woning willen kopen, daartoe gelegenheid
te geven.
Spreker stelt voor eens een enquete te houden onder
de bewoners van gemeentelijke woningwet- en premiewo
ningen, die serieus hun woning willen kopen. Daarbij zal
de betrokkenen serieuze, objectieve voorlichting dienen te
worden gegeven omtrent de aan koop verbonden voor
waarden en consequenties en omtrent de kostprijs. Juist
op het laatste punt heerst er bij de betrokkenen een ver
keerde mening. Een bepaalde categorie meent nl. de wo
ning tegen een zeer lage prijs te kunnen kopen..Daarom
is het juist vooral met betrekking tot dat punt gewenst
de bewoners volledig in te lichten. Verder zullen de be
woners goed moeten worden voorgelicht ten aanzien van
de financieringsmogelijkheden.
De fractie van de K.V.P. zou thans niet willen beslui
ten om in het geheel niet tot verkoop van gemeentelijke
woningwet- en premiewoningen over te gaan. Zij zou
gaarne zien, dat het college meer gegevens verzamelt met
betrekking tot de vraag, of het mogelijk is bepaalde blok
ken woningen aan de bewoners te verkopen. De fractie
is zich ervan bewust, dat een aantal woningen gereserveerd
zal moeten blijven voor gemeentelijke functionarissen.
Spreker gelooft echter dat het niet juist is om op voorhand
te stellen, dat niet zal worden overgegaan tot verkoop van
in gemeentelijk bezit zijnde woningwet- en premiewonin
gen De desbetreffende ministeriële circulaire is er niet
voor niets. De K.V.P.-fractie stelt voor deze zaak een half
jaar aan te houden en dan met meer gegevens naar voren
te komen met betrekking tot de serieuze kandidaten voor
het kopen van een woningwet- of premiewoning, welke
kandidaten dan op een juiste wijze zijn voorgelicht over
eenkomstig de ministeriële circulaire.
De heer DE BRUIN merkt op dat dit punt nu voor
de derde keer in de raad wordt behandeld. Behalve en
kele ministeriële wijzigingen is er niet zo vreselijk veel
veranderd, ook niet in het standpunt van het college. Bij
de beide vorige gelegenheden heeft spreker er reeds op
gewezen - en hij doet het nu voor de derde keer -, dat
het college steeds voorbijgaat aan de kern van de zaak.
De bewoners van premie- en woningwetwoningen die
hun huis wensen te kopen, doen niet aan doorstroming
mee. Aan deze woningen heeft men niets voor door
stroming, ten behoeve van ambtenaren, politiefunctio
narissen, onderwijzers of wie dan ook. Daar komt bij,
dat blijkens de ministeriële circulaire de gemeente be
slag kan leggen op de verkochte woning, wanneer de ko
per het huis binnen tien jaar verlaat. Spreker meent ove
rigens dat degene die thans een woningwet- of premie
woning koopt, daar na tien jaar ook niet zal uitgaan - of
de omstandigheden van de betrokkenen zouden belang
rijk moeten wijzigen.
Het gehele betoog van het college is eigenlijk gericht
op de woningwetwoningen, terwijl er ook gegadigden
zijn voor het kopen van een premiewoning. Daar ligt de
zaak geheel anders. Maar daarover zwijgt het college in
alle talen.
De V.V.D.-fractie kan de woorden van de heer Van
Poppelen grotendeels ondersteunen.
De heer DE GROOT meent dat het noodzakelijk is
om, alvorens een standpunt te bepalen, te weten te ko
men, wat de mensen beweegt om zich aan te melden als
gegadigde voor het kopen van de door hen bewoonde
woning. Daarvoor kunnen verschillende redenen zijn.
De mogelijkheid van speculatie kan men rustig door
strepen, gezien de eis dat de woning bij verkoop tien
jaar in eigendom van de koper moet blijven. Maar wil
men de woning kopen omdat men daarmede zo tevre
den is of is het omgekeerde het geval en wil men de wo
ning kopen om interne verbouwingen, verbeteringen en
luxe-voorzieningen tot stand te brengen? Wanneer het
laatste het geval is, heeft het zin om, zoals het college
stelt, grote medewerking te verlenen aan bouwexploitan-
29