nitief besluit heeft genomen. Men woont daar in op stallen die geen woning zijn. Het college is van me ning dat wanneer de gemeente de bedoelde panden koopt, de zaak gesaneerd moet worden en dat er een einde moet worden gemaakt aan de ongeoorloofde bewoning. Wat vanzelf leeg komt of al leeg is, is een woning. Wat bewoond is, is eigenlijk ongeoor loofd bewoond. Dit gehele complex moet nog eens bekeken worden en afhankelijk daarvan zullen de beslissingen worden genomen. Het ligt voor de hand dat eerder een ongeoorloofde bewoning beëindigd zal worden dan dat een goede woning zal worden afgebroken. Aan de andere kant moet het toch ook duidelijk zijn dat het de gemeente ernst is met het voornemen om de woningen aan de Molenstraat af te breken. Het is natuurlijk wel gemakkelijker om de afbraak uit te stellen, maar de gemeente gaat ook door met de nieuwbouw en in die nieuwbouw is be grepen de aanleg van een stadspark. Dit stadspark, geprojecteerd op het zuidelijke gedeelte van de Eng, moet als tegenwicht dienen voor al het groen dat aan de woningbouw wordt opgeofferd. Wanneer het ene wordt gedaan, moet het andere niet worden na gelaten, anders trekt de zaak scheef. Op het ogenblik is het zeer moeilijk om woningen af te breken. Daarom moet met de slechte wonin gen worden begonnen of daar waar een hopeloze of vreemde situatie ontstaat. Die situaties zijn er vol doende in Soest. De gemeente behoeft dus geen haast te maken met afbraak van die woningen die nog goed zijn en niemand in de weg staan. Het voorstel wordt - met vaststelling van de desbe treffende begrotingswijziging - zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 132 (8) Voorstel tot het verlenen van medewerking als bedoeld in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 aan het bestuur van de stichting Van der Huchtscho- len te Soest: a. voor het aanschaffen van een nieuwe geschiedenis methode ten behoeve van de Van der Huchtschool voor gewoon lager onderwijs. De heer DE GROOT deelt mede dat de fractie van Binding Rechts enigermate verontrust is over de volgende zin in de toelichting op het onderhavige voorstel: „Bovendien dient de aandacht van de leerlingen te worden afgeleid van de mening, dat geschiedenis al leen het verhaal van politieke strijd en van oorlog is". In deze zin wordt gesuggereerd alsof het geschiede nisonderwijs er ten onrechte van is uitgegaan dat de geschiedenis een verhaal is geweest van politieke strijd en oorlog. De historie van het Nederlandse volk is wel degelijk ten nauwste verweven met oor log en politieke strijd. Eeuwen lang heeft het Neder landse volk strijd gevoerd. Na een gigantisch treffen van tachtig jaar heeft het zijn bestaan als een zelf standige natie kunnen opbouwen. Daarna moest de gewonnen vrijheid nog menigmaal worden verde digd, hetgeen ook zware offers heeft geëist. Nog in deze eeuw heeft het Nederlandse volk oorlog en politieke strijd aan den lijve ondervonden. De ja ren 1940-1945 getuigen daarvan. Men kan zich afvragen hoe het mogelijk is geweest dat het Nederlandse volk door de eeuwen heen de strijd om zijn bestaan heeft kunnen voeren en vol houden. Het antwoord daarop kan worden gevonden in de woorden van prins Willem van Oranje, de va der van ons vorstenhuis, die als het ware het sym bool is geweest van de vrijheidsstrijd: ,,lk heb met de Potentaat der Potentaten een vast verbond geslo ten". Toen hij onder moordenaarshand viel, waren zijn laatste woorden: „Mijn God, ontferm U over dit arme volk". Ook de dichter van het Nederlandse volkslied heeft een en ander op juiste wijze tot uit drukking gebracht, toen hij dichtte: „Mijn schild en- de betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer." Spreker gelooft dat in deze woorden de steun kan worden gevonden om de vrijheidsstrijd te kunnen voeren. Hij acht het schadelijk voor het onderwijs wanneer de aandacht voor de gevoerde strijd en zijn achtergronden zou worden afgeleid. Het zou een verschraling van het onderwijs betekenen. Spreker wil niet zover gaan om zijn stem aan het on derhavige voorstel te onthouden. Hij is helaas niet in de gelegenheid geweest om de nieuwe methode te bestuderen. Hij weet dus niet in hoeverre en in welk opzicht deze afwijkt van het tot nu toe gebruikte systeem. Hij meent toch wel dat een waarschuwend woord op zijn plaats is. Mevrouw ORANJE-ENTINK oppert bezwaar tegen de in de toelichting op het onderhavige voorstel ge bruikte zin: „De voornaamste nieuwe gedachten zijn het loslaten van de zuiver cursorische vorm en het overgaan naar een exemplarisch gerichte didactiek." Dit is vaktaal en hoort niet thuis in een openbaar stuk dat - naar spreekster hoopt - door velen wordt gelezen. De betekenis van het woord „cursorisch" heeft zij nergens kunnen vinden. Mevrouw POLET-MUSLER meent dat de heer De Groot juist een pleidooi heeft gehouden voor de in de toelichting op het voorstel geponeerde stelling, dat geschiedenis niet alleen een verhaal van politiek en oorlog mag zijn. Hij heeft immers heel sterk de nadruk gelegd op de geestelijke achtergronden van de strijd die er gestreden is. Het gaat inderdaad niet alleen om oorlog sec, niet alleen om de slag bij Nieuwpoort enz. Dat is ook de bedoeling van de door de heer De Groot geciteerde zin uit de toe lichting. De wethouder DE HAAN merkt op dat men wat de steller van de toelichting betreft, te maken heeft met een ambtenaar die blijkbaar heeft gedacht: Laat ik eens proberen de gedachtengang die er ten grond slag ligt aan het aanschaffen van de nieuwe methode, weer te geven. De betrokken ambtenaar heeft zich daarbij op glad ijs gewaagd. Wanneer men zich in een officieel stuk op technisch terrein begeeft, loopt men het risico dat men niet begrepen wordt. Het ware beter geweest, wanneer ter zake een zekere reserve in acht was genomen en dat duidelijk was gesteld dat, het schoolbestuur van de Van der Huchtscholen voor de nieuwe methode een bepaalde motivering heeft en dat het college daarachter staat. De toelichting op dit voorstel zal nog eens met de afdeling onderwijs worden doorgenomen, mede om te voorkomen dat bij volgende voorstellen, wanneer iemand weer een neiging in vaktechnische richting heeft gevolgd - opnieuw over de tekst discussie ont staat. Men kan het nu wel met elkaar eens zijn, zij het met zekere nuances, dat de oude methode van het jaartallen leren - het „stampie stampie in het hoofd en floep er weer uit" - niet de juiste is om geschie denis te leren, dat in wezen de oorlog natuurlijk ge volg, de politiek vaak oorzaak is, maar dat er met betrekking tot historie nog iets meer is, namelijk: 133 70

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 69