De VOORZITTER zegt dat niet alleen een afraste
ring zal worden aangebracht; er zal ook het een en
ander gesloopt worden, hetgeen gezien kan worden
als het begin van sanering van het gehele terrein.
Men heeft hier met een nogal bouwvallige rommel te
maken.
De heer WESTRA merkt op dat bij verkoop van het
gebouw de prijs wel wat minder zal zijn dan die welke
ervoor betaald is, maar het lijkt hem beter om dit ver
lies nu maar te nemen dan om constant voor onder
houd en nu voor de afrastering geld uit te geven. De
opbrengst van de verkoop zou gebruikt kunnen wor
den ter bevordering van het verzorgingspeil van de hui
dige inwoners. Een sportveld bijv. werpt meer nut af
dan dit gebouw, waarvoor eigenlijk naar een bestem
ming moet worden gezocht.
De VOORZITTER merkt op dat wethouder De Haan
heeft gezegd dat de gehele problematiek verband hou
dende met het St. Josephgebouw bekeken zal worden.
Spreker zegt toe dat het college spoedig met een voor
stel ter zake zal komen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
135 (11) Voorstel tot het verbinden van een bijzondere
renteclausule aan het besluit tot aankoop van grond,
vermeld onder:
punt 7a;
punt 7b.
136 (12) Voorstel tot het verstrekken van een uitkering
ineens over het eerste halfjaar 1969 aan het daarvoor
in aanmerking komende gemeentepersoneel.
137 (13) Voorstel tot het beschikbaar stellen van een kre
diet voor het aanschaffen van een schrijfmachine.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
138 (14) Voorstel tot het verlenen van een bijdrage in de
kosten van restauratie van de kerktoren van de H.H.
Petrus en Paulus kerk aan de Steenhoffstraat.
De heer DE GROOT zegt dat de fractie van Binding
Rechts niet de mening van het college kan onder
schrijven dat de kerktoren van de H.H. Petrus en Pau
lus Kerk een historische waarde heeft. Zij vindt aan
de kerktoren niets aan en zij acht het jammer dat hij
op de monumentenlijst is geplaatst. Daardoor wordt
in de eerste plaats het kerkbestuur en de parochie van
de desbetreffende kerk en in de tweede plaats de ge
meente met deze toren opgescheept.
Het enige positieve wat spreker kan ontdekken in het
moeten laten staan van de bedoelde toren is, dat daar
door het kerkgebouw enigszins aan de toren moest
worden aangepast. Zodoende is voorkomen dat er
een hypermodern kerkgebouw is verrezen. In deze om
geving had zoiets bepaald niet gepast. Maar verder ziet
de fractie geen enkele positieve waarde in het behoud
en de restauratie van de toren. De onkosten die daar
aan worden besteed, zijn beslist niet verantwoord.
Spreker erkent dat men als gemeentebestuur hier
voor een voldongen feit staat, maar hij kan beslist niet
onderschrijven dat het hier om een toren van histori
sche waarde gaat.
De heer HOM zegt het eerste gedeelte van het betoog
van de heer De Groot te kunnen onderschrijven. Hij
herinnert er echter aan, dat de raad zelf indertijd de
kerk op de voorlopige monumentenlijst heeft geplaatst.
Helaas is gebleken dat wat op de voorlopige lijst
staat, daarvan nooit meer afgevoerd kan worden.
Wanneer men zijn stem aan het onderhavige voorstel
onthoudt, komt dat erop neer dat men het desbe
treffende kerkbestuur nog meer de dupe laat wor
den van het feit dat de toren op de monumenten
lijst is geplaatst.
De heer DE GROOT merkt op dat de fractie van Bin
ding Rechts niet tegen het voorstel zal stemmen. Dat
zou er inderdaad op neer komen dat de parochie van
de desbetreffende kerk de dupe zou worden. Dat acht
de fractie niet juist. Zij is van mening dat de gemeen
schap in de kosten van de restauratie moet bijdragen,
maar zij betreurt het dat het zover is gekomen.
De heer VERHEUS zegt dat in de toelichting op het
voorstel wordt gesteld dat rijk en provincie te zamen
waarschijnlijk 60 van de kosten verbonden aan
de restauratie van de toren zullen dragen. Vermoede
lijk zal elke instantie 30% voor haar rekening nemen.
Uit de tekst van de toelichting kan geconcludeerd
worden dat de gemeente 40 van het door het rijk
bij te dragen deel der kosten zal betalen. Kennelijk is
bedoeld dat de gemeente 40% van het totale bedrag
voor haar rekening neemt.
De VOORZITTER deelt mede dat wanneer bij een
restauratie het rijk een deel der kosten voor zijn reke
ning neemt, het rijk ook het bedrag vaststelt van de
subsidiabele kosten, dat wil zeggen die kosten waar
van wordt uitgegaan om de subsidie te bepalen. Men
kan bij een restauratie ook allerlei voorzieningen tref
fen in verband met zaken die er oorspronkelijk niet
waren. Bij een toren zal dit niet zo gauw gebeuren,
maar men k an zich bij een woning voorstellen dat er
centrale verwarming wordt aangelegd etc. Dit soort
van voorzieningen valt niet onder de subsidiabele kos
ten. Zij houdt geen verband met de restauratie op
zich zelf. Men kan aannemen dat er in het onderhavi
ge geval geen andere dan subsidiabele kosten zullen
zijn. Ervan uitgaande dat rijk en provincie te zamen
60% van de kosten zullen bijdragen, komt de over
blijvende 40% ten laste van de gemeente. De door
het rijk en de provincie gezamenlijk bij te dragen 60
der kosten wordt meestal niet gelijk onder deze in
stanties verdeeld. In het algemeen betaalt het rijk 50%
van de kosten.
De minister heeft de kerk en de toren op de monu
mentenlijst gezet, waardoor dit gebouw onder de wer
king van de Monumentenwet valt. De minister heeft
de kerk op verzoek van het desbetreffende kerkbe
stuur van de monumentenlijst afgevoerd. De opmer
king dat men aan een monument voor altijd vastzit, is
dus niet juist. De toren, eigenlijk de westgevelpartij,
werd door de minister van een zodanige waarde ge
acht, dat deze in het belang van de gemeenschap niet
van de lijst is afgevoerd. In het onderhavige geval
wordt dat belang niet door iedereen gezien. Omdat het
kerkbestuur belast is met een monument in het alge
meen belang, zonder er zelf enig voordeel van te heb
ben, is het billijk dat „het algemeen" de last over
neemt.
Mevrouw POLET-MUSLER vraagt of kan worden ver
meld waarom de minister het gebouw een historisch
monument vindt. Dat is niet algemeen bekend.
De VOORZITTER zegt dat de minister eigenlijk de
gehele kerk op de monumentenlijst had willen plaat
sen. Het handhaven van de kerk had echter zodanig gro
te bezwaren voor het kerkbestuur en de parochie dat
de minister deze zwaarder heeft laten wegen dan het
belang van het handhaven op de monumentenlijst.
De kerk is een z.g. waterstaatkerk. Zij vertegenwoor
digt een heel typische bouwstijl uit de na-Napoleon-