95 erking dat het weg lag, welk cht en afgeslo- verduidelijken: e van Binding ikkoord te gaan de fractie van :t op de juiste anvraag van de beroept het col- de gebreken ning kleven, ge- larop is de be te verbeteren et lat heeft hem ;n in de veron- ■.t college was te advies aan de /vergunning :^-bestaan op nede wordt de keken. De frac- t hebben ge- :rhavige voor- r niet een paar idsman van de 1. In dit schrij :rd die de kwes- kt dan zij al was schrijven wor- t van het con en de heer Ade et college met ;e wijze een eft onttrokken ;est. Wel is deze 1 overpad lag, e bij een grond- :r vraagt zich af ïhouden met de i deze weg ge- dan is hij daar e geholpen dit of bezwaar te aerig inlichten acht in het - Adelaar? Spre- voorstel aan te ing en het se stellen van ouders om advie van deze kwes- lemen dan nu dat in de raad jrootste zorgvul leien van zaken zeer goede ge- chter zelf in de an een inter- toegestaan. en gebracht, die aden zijn met dt werkelijke gang van zaken. Spreekster verzoekt het col lege om nu in het openbaar te vertellen hoe de toe dracht van een en ander eigenlijk is geweest. Als dit niet wordt gedaan en de raad stelt zich achter het standpunt van het college, dan gelden de verwijten die in het stuk van de raadsman aan het college worden gedaan, ook de raad. Deze verwijten wil zij liever niet zo maar voetstoots aanvaarden. Het schrijven van de raadsman van de heer Adelaar ge tuigt niet van te veel inzicht in de onderhavige mate rie. Spreekster heeft de indruk dat hij er niet helemaal achter is hoe de procedure van artikel 20 der Wederop- bouwwet werkt. Misschien dat de voorzitter deze pro cedure ook nog nader kan toelichten? De heer VAN POPPELEN kan zich geheel aansluiten aan de woorden die mevrouw Polet heeft gesproken Eigenlijk wordt aan de onderhavige zaak veel te veel ruchtbaarheid gegeven, maar dat is niet direct de schuld van het college. De heer Adelaar heeft spreker verteld dat zijn vader binnen afzienbare tijd zijn woning zal ontruimen. Dan zou dus een opschuiving kunnen plaatsvinden. Is er dan toch nog een oplossing te vinden? De VOORZITTER zegt dat het onderhavige preadvies betrekking heeft op een beroepszaak, ten aanzien waarvan de raad een beslissing moet nemen. Het pre advies behandelt dus in hoofdzaak de juridische as pecten van deze beroepszaak. Daardoor zijn natuur lijk niet alle aspecten die aan de kwestie verbonden zijn, naar voren gekomen. De heer Adelaar heeft medio 1967 gevraagd om op het achtererf van het perceel Lange Brinkweg 15 een werkplaats te bouwen. Een vergunning daartoe kon niet worden verleend, omdat de aard van deze bouw in strijd was met de agrarische bestemming van het daar vigerende uitbreidingsplan. Er mocht geen her stelplaats voor motorrijtuigen of iets dergelijks ge bouwd worden. De heer Adelaar is blijven aandringen om ter plaatse de bedoelde werkplaats te mogen bouwen. Daarbij bracht hij naar voren dat daarmede grote privé-belan- gen gemoeid waren. Steeds weer heeft het college ge weigerd om een vergunning tot de bouw van een werkplaats af te geven. Ten slotte heeft het college zich nog eens over de kwestie beraden. Het is toen tot de conclusie gekomen dat het eigenlijk niet reëel was, om het desbetreffende gebied helemaal agrarisch te blijven noemen, omdat er meer bedrijven in ontwik keling waren. Aangezien op dit punt de klok niet meer kon worden teruggedraaid, leek het het college daarom reëler om in het toekomstige uitbreidingsplan een bedrijfsbe- stemming op te nemen. Als dit gedaan zou worden, zou inderdaad bij het perceel Lange Brinkweg 15 een bedrijfsgebouw gesticht kunnen worden. Het uitbreidingsplan was echter nog niet gewijzigd. De bouwvergunning zou dus, omdat zij vooruit liep op een wijziging van het uitbreidingsplan, moeten uitgaan van artikel 20 van de Wederopbouwwet, hetgeen wil zeg gen dat er een bouwvergunning wordt verstrekt voor een gebouw, waarvan de aard in strijd is met het hui dige bestemmingsplan, maar in overeenstemming met het toekomstige bestemmingsplan. Als het bestem mingsplan niet gewijzigd zou worden, zou het desbe treffende gebouw binnen een bepaalde tijd gesloopt moeten worden en dat was niet de bedoeling van de heer Adelaar. De heer Adelaar is dus voor de bouw van zijn werkplaats een vergunning ingevolge artikel 20 van de Wederopbouwwet verleend. Deze bouwvergun ning moet goedgekeurd worden door gedeputeerde staten van Utrecht. Gedeputeerde staten is bericht dat het college van burgemeester en wethouders van Soest voornemens is de bestemming van het uitbrei dingsplan te wijzigen. In een van de gesprekken die spreker met de heer Ade laar heeft gevoerd, heeft hij hem erop gewezen dat de bouwvergunning alleen voor een bedrijfsgebouw gold en dat dit gebouw niet als woning zou mogen worden betrokken. Merkwaardig genoeg heeft spreker waar schijnlijk al voelen aankomen dat er iets scheef zou gaan. De heer Adelaar heeft hem verzekerd dat het he lemaal niet de bedoeling was om het bedrijfsgebouw als woning te gaan gebruiken. Hij woonde aan de Prins Bernhardlaan, zijn zwager bij zijn vader aan de Lange Brinkweg en de heer Adelaar zou met zijn zwager van woning verwisselen. Spreker heeft de heer Adelaar daarop gevraagd of dit mogelijk was, of er ruimte ge noeg was, hetgeen de heer Adelaar beaamde. De bouwvergunning voor een werkplaats werd ver leend en deze werd gebouwd. Door de heer Adelaar werd intussen vergunning aangevraagd, nodig ingevolge de Woonruimtewet voor vestiging aan de Lange Brink weg 15. Maar in plaats van dat hij ging wonen in het huis waarin zijn zwager zat, nam hij intrek in de gara ge- Het college heeft de heer Adelaar daarop een brief ge schreven, waarin erop werd gewezen dat de garage geen woning was in de zin van de bouwverordening. Er was een bouwvergunning afgegeven voor een be drijfsruimte en niet voor een woning. De heer Ade laar wist heel goed - dat was hem mondeling in het al lereerste stadium al medegedeeld - dat hij daar niet mocht wonen. Het was daarom overbodig dat hierop in de genoemde brief nog eens werd teruggekomen. De heer Adelaar heeft zich bij de weigering van het col lege om een z.g. woonvergunning af te geven niet wil len neerleggen en is een procedure begonnen. Maar hij heeft eerst geprobeerd de zaak te legaliseren door de woning iets te verbeteren, zodat zij aan de eisen van de bouwverordening zou voldoen. Maar daarmede was de kwestie niet gesaneerd, want het ging van de aanvang af om een bedrijfsgebouw en niet om een woning. Er mag daar ook geen woning verrijzen, want dat zou in strijd zijn met het toekomstige uitbreidingsplan. De heer Adelaar is in beroep gegaan bij de raad. Nu wordt een soort van vertraginstaktiek gevoerd - waar in hij de heer De Groot heeft meegekregen, want deze heeft gevraagd om de behandeling van het beroep een maand uit te stellen -, waarbij opeens is uitgevonden dat de gemeente ter plaatse een openbaar stuk grond had liggen dat enige jaren geleden is verkocht aan de eigenaar van het aangrenzende land. De bedoelde grond is echter nooit een openbare weg geweest. Toen het stuk grond werd verkocht en ingelijfd bij het aan grenzende terrein is er dan ook nooit gezegd dat er een openbare weg was verdwenen. Dit is De heer OLDENBOOM: Een juridische spitsvondig heid! De VOORZITTER: Niet zozeer een juridische spits vondigheid, maar veeleer een nieuw argument dat men heeft aangegrepen om de zaak te vertragen. Voortgaande zegt spreker dat het hem niet zou verwon deren dat, wanneer de onderhavige kwestie een maand zou worden uitgesteld, er vlak voor de volgende verga dering van de kant van de heer Adelaar opnieuw iets naar voren zou worden gebracht dat weer bekeken

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 94