Het vorige college heeft al toegezegd dat er een soci aal-economisch rapport zou worden samengesteld over de middenstand in Soesterberg. Aanvankelijk was er een communicatiestoornis ten aanzien van de vraag, of het rapport wel of niet zou verschijnen. De toenma lige wethouder voor middenstandszaken heeft duide lijk gesteld, dat het rapport in bewerking was. Kan de huidige wethouder mededelen, wanneer dit rapport gereed komt en is hij bereid om met de in Soesterberg gevestigde middenstanders het rapport te bespreken en door te nemen? De heer SMIT verzoekt het college om het in bijgaand schrijven van de Ondernemersfederatie te Rijswijk ge dane advies over te nemen en binnenkort, bijv. na de eerstvolgende bespreking met de winkelcommissie, een bespreking te beleggen met de Middenstandsvereni ging, de Soester Winkeliersvereniging en de Winke liersvereniging Soesterberg. In deze bespreking kan dan ook datgene worden besproken, wat de heer Pieren naar voren heeft gebracht. De heer DE GROOT hoopt dat het advies van het col lege over de onderhavige brief niet al te lang zal uitblij ven en zo mogelijk nog in de eerstvolgende raadsver gadering kan worden behandeld. Hij hoopt evenzeer dat het college zich positief zal opstellen ten aanzien van het in de brief gedane verzoek. Er bestaan op het ogenblik al zekere overlegmogelijkheden en deze zul len, wanneer aan het verzoek van de Ondernemersfede ratie wordt voldaan, in bepaalde zin kunnen worden gekanaliseerd. Spreker wil er nog even de aandacht op vestigen, dat het midden- en kleinbedrijf meer omvat dan winkels en winkeliers. Hij dringt er bij het college op aan, dat het in de desbetreffende overwegingen mede zal be trekken, dat ook de agrarische ondernemers kleine be drijfsvoerders zijn. In de overlegcommissie zal dus ook een vertegenwoordiging dienen te worden opgenomen van de plaatselijke landbouworganisaties - men denke aan de A.B.T.B en de C.B.T.B. en wellicht zijn er nog andere landbouworganisaties in de gemeente werk zaam die vertegenwoordigd kunnen worden -, zodat ook de agrarische kleine ondernemers hun inbreng in het overleg krijgen. De heer JONKER neemt aan dat in het overleg dat wellicht in de toekomst gevoerd zal worden, wel de nadruk op de winkels zal worden gelegd. Hij denkt ech ter ook aan de afnemers van de winkels: de consu menten Daarom verzoekt hij het college om bij de be studering van de onderhavige aangelegenheid ook te betrekken een vertegenwoordiging van de consumen ten die in het stuk van de Ondernemersfederatie systematisch buiten beschouwing is gelaten. Mevrouw ORANJE-ENTINK wil het verzoek van de heer Jonker om in de overlegcommissie ook een plaats voor een vertegenwoordiging van de consumenten in te ruimen, graag ondersteunen. Met name denkt zij aan een vertegenwoordigster uit een huisvrouwenorga nisatie. De huidige huisvrouwen besteden een groot deel van het huishoudgeld. Misschien willen zij daar om ook wel eens hun inbreng en zegje hebben op het gebied van het beleid van het midden- en kleinbedrijf. De VOORZITTER zegt dat men zal begrijpen dat het college niet zal ingaan op de opmerkingen die gemaakt zijn naar aanleiding van het rapport „Gemeentebeleid in Midden- en Kleinbedrijf". Burgemeester en wethou ders stellen voor om dit rapport voor nadere studie in handen te stellen van het college. De raad heeft het stuk eerder en beter bestudeerd dan het college. De wethouder EBBERS merkt op dat het onderhavige rapport op 22 oktober a.s. in de winkelcommissie zal worden behandeld en dat bij deze gelegenheid ook van gedachten zal worden gewisseld over het door het col lege uit te brengen advies ter zake. De heer PIEREN vraagt of het ook in de bedoeling van de wethouder voor middenstandszaken ligt, om het ge hele probleem met de middenstanders in Soesterberg te bespreken. Dat zouden zij zeer op prijs stellen. Het middenstandsprobleem in Soesterberg is nl, een schreeuwend probleem. De wethouder EBBERS kan nog niet veel over het rapport zeggen. Hij heeft het juist deze dag op tafel ge kregen. Het rapport bevat een aantal punten dat be trekking heeft op gegevens die nogal van vertrouwelijke aard zijn. Zij zijn nl. op grond van een enquête verkre gen. Het is de vraag of men deze zaken in een com missie moet bespreken. Hij heeft wel begrepen dat er in het verleden in vergaderingen van de winkelcommis sie - waarin zitting hebben vertegenwoordigers van E.T.I., de Kamer van Koophandel, het Centraal Orgaan voor de Middenstand en de Rijksconsulent voor de mid denstand - ook vertegenwoordigers van de Soester en Soesterbergse middenstand aanwezig zijn geweest, voor zover dat binnen het kader van de besprekingen kon. Hij weet niet in hoeverre het rapport zich hier voor ook leent, maar hij kan zich voorstellen dat be trokkenen gehoord willen worden. De VOORZITTER merkt op dat het college natuurlijk notitie heeft genomen van de opmerkingen die ten aanzien van deze materie zijn gemaakt. Hij neemt aan dat daarmede rekening zal worden gehouden. Met betrekking tot de stukken wordt besloten over eenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. D. Jaarrekening van het Waterleidingbedrijf Midden-Ne derland over 1969, met voorstel deze voor kennisgeving aan te nemen. De heer KORTE merkt op dat de raad in het verleden heeft geprotesteerd tegen de ongelijkheid in de tarieven van het Waterleidingbedrijf Midden-Nederland De be trokken minister heeft zijn goedkeuring onthouden aan de verhoging van de tarieven in het verzorgingsgebied van het W.M.N. Hierdoor zijn de verschillen in de ta riefstelling nog steeds vrij groot. Wat is er van het pro test van de Soester raad terecht gekomen? Is er al ant woord op gekomen? De wethouder EBBERS deelt mede dat op 4 februari 1970 een uitvoerig schrijven is uitgegaan naar de mi nister van Economische Zaken met betrekking tot de gehele tarievenongelijkheid die is ontstaan door de ta riefverhoging van 29 december jl. Daarop is op 13 maart 1970 van de genoemde minister een schrijven binnengekomen. Dit antwoord komt er in feite op neer dat als enig aanvaardbare tariefverhoging geldt de integrale verhoging van de tarieven. Het is een kort schrijven dat spreker wel wil voorlezen, maar het lijkt hem verstandiger om de beide brieven een keer voor de raad ter inzage te leggen, zodat men ze beide naast el kaar kan bestuderen. De VOORZITTER zegt dat hij naar aanleiding van de ministeriële brief naar het Directoraat-Generaal voor de prijzen is gegaan om over de onderhavige kwestie te praten en om zijn misnoegen ten aanzien van het standpunt van de minister tot uiting te brengen. Toen is hem verteld dat de minister met het oog op de wet telijke regelingen - waarvan men niet kan afwijken -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1970 | | pagina 157