Wanneer schoolbesturen of welke instanties of perso nen ook zich tot het gemeentebestuur wenden en niet goed weten tot wie zij zich moeten richten, dan doen b, en w. wat op hun weg ligt: dan instrueren zij die instanties of personen duidelijk hoe hun verzoek het beste kans van slagen maakt. Dat is het enige dat bij het college voorzit. Als een schoolbestuur komt met een zaak waarvan het college a priori weet, dat ze helemaal in strijd is met de wet, dan kan het college dat schoolbestuur, welk schoolbestuur dan ook, zeg gen: Zou u niet beter doen het achterwege te laten of wenst u het coüte que coüte te laten doorgaan? Zul ke gevallen doen zich herhaaldelijk voor. Het is in werkelijkheid veel huiselijker Wanneer het schoolbe stuur met problemen zit, dan wendt het zich tot het college om te vragen bijv.: Maken wij kans met deze zaak? Hoe moeten wij het aanleggen? Wilt u ons zeg gen wat wij mogen vragen of mogen doen? Het colle ge geeft daar dan antwoord op Dat luidt de ene keer: Uw verzoek is redelijk, wij zullen het bevorderen, dient u het maar in Een andere keer luidt het: Wij adviseren u er niet aan te beginnen, want ons advies aan de raad zou afwijzend moeten zijn Dan kan na tuurlijk een bestuur of een persoon zeggen: Ik heb niets met uw woorden te maken, ik sta erop. Welnu, dan doet men het toch maar In deze geest moet men het zien Alleen serviceverlening en een betere com municatie tussen overheid en burgerij (waarom door iedereen, door elke partij en elke krant wordt ge vraagd) hebben het college van b, en w in dezen ge leid. Het college wordt helemaal niet geleid door sup primeren of het afhouden van de boot ten aanzien van tot de overheid gerichte verzoeken De heer JONKER gelooft dat er in dit speciale geval tussen het bestuur van de Van der Huchtschool en de gemeente een goed overleg is geweest, Hij heeft toeval lig gisteravond de secretaresse van dat bestuur over de ze zaak gesproken en die verzekerde hem, dat er hele maal geen problemen mee waren en dat het altijd even plezierig liep Maar wat het principiële karakter betreft, dat aan kwesties als de onderhavige zit, voelt spreker toch wel met de heer De Groot mee, dat er een moge lijkheid bestaat dat er een soort van ongewilde delega tie plaatsvindt. Tegen zo'n delegatie heeft spreker toch wel bezwaar. Hij dacht dat dit bezwaar zou kun nen worden voorkomen, Hij meent namelijk dat het probleem zou zijn opgelost als, wanneer er een verzoek is binnengekomen, door het college aan de desbetref fende commissies wordt medegedeeld, dat er een ver zoek binnen is en dat men daarmede bezig is. Hij ver zoekt het college om het in het vervolg op deze wijze te spelen. De wethouder DIJKSTRA zegt dat hij het grotendeels met de heer Jonker eens kan zijn. Hij wijst erop dat de leden van de onderwijscommissie al wel hebben erva ren, dat hij alles wat in zijn portefeuille valt, zo open mogelijk wenst te behandelen met iedereen die ter za ke recht van spreken heeft, Hij voegt hieraan toe, dat hij off the record de mededelingen zou kunnen doen (die de heer Jonker misschien vanavond nog aan het bestuur van de Van der Huchtschool zou kunnen over brengen), dat er uitgerekend vandaag aan het bestuur van de Van der Huchtschool een briefje is uitgegaan waarin het wordt uitgenodigd voor een algemeen ge sprek in de loop van de volgende week. Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees ter en wethouders is voorgesteld. e Brief d.d 8 oktober jl. van de heer A.H.F, Smit, gericht aan de voorzitter van de raad, inhoudende vra gen omtrent drankverkoop in de openbare leeszaal en bibliotheek en de beantwoording van burgemeester en wethouders, met voorstel deze stukken voor kennis geving aan te nemen De heer SMIT zegt dat hij gaarne even wil ingaan op enkele punten van het antwoord van het college op zijn brief van 8 oktober jl. Hij spreekt allereerst zijn erkentelijkheid uit voor de spoedige behandeling van zijn brief. Punt 1 van het antwoord behoeft naar sprekers me ning geen nadere toelichting. Wat punt 2 betreft merkt hij het volgende op. Gezien het feit dat meerdere lokaliteiten werden ge bruikt en gezien het aantal personen dat gedurende de bridge-drive in kwestie aanwezig was, kan zonder meer worden aangenomen dat aan de geldende inrich tingseisen niet werd voldaan, te meer daar bij de brandpreventie rekening is gehouden met een bezet ting van 50 a 60 personen. De brandbeveiliging vol doet derhalve beslist niet bij de aanwezigheid van 400 personen en bij een noodsituatie was de mogelijkheid van paniek en daardoor slachtoffers niet denkbeeldig geweest. Nooduitgangen zijn niet aanwezig, terwijl voor een dergelijk gezelschap in dit gebouw deze en ook brandtrappen langs de buitenzijde noodzakelijk zijn. Een der minimum eisen waaraan zou moeten worden voldaan, is o a. het aanbrengen van noodver lichting, op zich zelf reeds een zeer kostbare zaak die, vooruitlopende op punt 6 van het antwoord van het college, zeer zeker de volle aandacht eist. Ten aanzien van punt 3 zouden wij willen opmerken, aldus spreker, dat wij begrip hebben voor de beant woording van het college en dat wij gaarne aannemen, dat noch het stichtingsbestuur, noch de conciërge in dezen op enigerlei wijze onverantwoord heeft gehan deld De heer JONKER: Mag ik even vragen, mijnheer de voorzitter, namens wie de heer Smit spreekt? Hij spreekt in de pluralis majestatis. Spreekt hij namens de winkeliersvereniging, namens de K.V.P. of namens zich zelf en nog iemand anders? De heer VAN POPPELEN: Wij zitten hier als K.V.P. en niet als winkeliersvereniging! De heer SMITIk herhaal dat wij ten aanzien van punt 3 gaarne aannemen, dat het stichtingsbestuur volkomen te goeder trouw is geweest en ook als zoda nig heeft gehandeld. Voortgaande zegt spreker: Wat de prijzen betreft, gaan wij ook akkoord met het antwoord van het college, zeer zeker daar het hier een vrij groot gezelschap betrof, al willen wij wel een vraagteken plaatsen bij de prijs van de lunch. Met betrekking tot punt 5 merkt spreker op, dat het gaat om het principe en niet alleen om de vraag of Soest of Soesterberg een dergelijk evenement kan on derbrengen, wat hem betreft dan in de horeca-sector buiten Soest. Het bestuur van de stichting openbare bibliotheek moet niet een leemte in het plaatselijk ho recabedrijf gaan opvullen. Dat is in strija te achten met de doelstellingen van deze stichting. De overheid heeft om uitbreidings- of verkeers-technische redenen een aantal horecabedrijven aangekocht, maar zal daar door, wanneer problemen als deze ontstaan, een gunstig klimaat moeten scheppen om zo spoedig mo gelijk in deze leemten te voorzien. Wij menen, aldus spreker, dat het voortwoekerend pa-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1970 | | pagina 180