Voor gestemd hebben de leden: Berkelbach van der Sprenkel, mevrouw Polet-Musler, Van den Arend, Grift, Van Poppelen, mevrouw Walter-Van der Togt, Dijkstra, Verheus, Korte, Oldenboom, De Haan, Storimans, El- bertse, Hom en Pieren. Tegen gestemd hebben de leden: De Groot, mevrouw Oranje-Entink, De Bruin, Westra, Ebbers, Stam en Veld- huijsen. 56 Voorstel tot het vaststellen van het bestemmingsplan „Kerckenlandt"; De heer WESTRA zegt dat hij vanmorgen nog eens in de gelegenheid is geweest, om het in onderhavige voorstel bedoelde terrein te overzien. Hij vindt het eigenlijk eeuwig zonde om - gezien het uitzicht dat men van dit terrein op het dorp Soest heeft - het te gaan bebouwen, zodat het uitzicht door allerlei obstakels wordt belemmerd. Er zal echter wel niet aan zijn te ontkomen. Duidelijk is dat de aard van de bebouwing van het terrein van grote invloed zal zijn op het geheel. De structuurno ta geeft aan, dat er ook flats komen van acht etages en ho ger. Is dat werkelijk de bedoeling, of wordt hier in het al gemeen laagbouw geprojecteerd? Mevrouw POLET-MUSLER merkt op dat als het onderha vige plan wordt aangenomen, bij de uitwerking daarvan natuurlijk de raad, de commissies en ook belanghebben den worden ingeschakeld. Zou het mogelijk zijn om van het uitgewerkte plan een maquette ten toon te stellen? De heer VAN POPPELEN zegt dat hij volledig kan in stemmen met het door mevrouw Polet gedane verzoek, om een maquette van het uitgewerkte plan „Kercken landt" te doen vervaardigen en ten toon te stellen. Het gehele plan zal worden opgesteld door de betrokken architect. Het is begrijpelijk dat er aan de te bouwen woningen bepaalde eisen zullen worden gesteld. Het zou de K.V.P.-fractie zeer welkom zijn, wanneer bij de parti culiere bouw ook de plaatselijke aannemers werden inge schakeld. De heer DIJKSTRA vraagt of de wethouder kan medede len, hoe groot de bebouwingsdichtheid van het onderha vige bestemmingsplan zal zijn. Kan de wethouder beves tigen, dat in dit stadium door het gemeentebestuur nog geen bindende toezeggingen zijn gedaan wat betreft de stedebouwkundige uitwerking en dat er voor zover er premiebouw komt, nog geen bindende toezeggingen zijn gedaan inzake de architectonische ontwikkeling? De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT merkt op dat de bouwhoogte van acht etages die in het plan worden genoemd, een maximum hoogte betreft. Dit wil dus zeggen dat deze bouw er mag komen; het bete kent niet dat hij er ook per se zal verrijzen. Wat het maken van een maquette voor het onderhavige plan betreft, merkt spreekster op dat de raad te zijner tijd wel een krediet zal willen verstrekken voor de ver vaardiging daarvan. Het is inderdaad gewenst, dat er een maquette komt. Voor het publiek dat niet gewend is te keningen te bekijken, spreekt een maquette veel meer aan. Het staat nog helemaal niet vast, wie er in het onderhavi ge plan zullen gaan bouwen. Wanneer de Soester aanne mers geïnteresseerd zijn, dan zullen zij zeer zeker een kans krijgen. Als de heer Van Poppelen bedoelt, dat er een stuk grond zal zijn, waar iedereen een klein hoekje kan verwerven, om er een eigen huisje op te zetten, dan moet zij hem teleurstellen. Dat is beslist niet de bedoeling. Voor een gedeelte komen er eengezinswoningen/koopwo ningen, maar die zullen een dusdanige architectonische begeleiding krijgen, dat het niet iedereen vrij zal staan om naar eigen smaak woningen te bouwen. Er is wel grote vrijheid in de keuze van de elementen van de woning. De dichtheid van de bebouwing is afhankelijk van de ge dachte die aan dit plan ten grondslag ligt, nl. om het uit zicht te handhaven op dat deel van Soest, waar de toren staat. Het is altijd de opzet geweest, dat er binnen het desbetreffende gebied ruimte blijft, van waaruit het uit zicht gewaarborgd is. Daardoor ontstaat natuurlijk op de andere plekken een grotere bebouwingsdichtheid. Hoe hoog deze dichtheid zal worden, staat nog niet helemaal vast. Er wordt gewerkt aan een meer of minder experi mentele bebouwing, die een bepaalde dichtheid garan deert en die toch een grote mate van privacy veilig stelt. De betrokken commissie heeft al eens gezien hoe dat wordt. Als het zover is dat het plan vastere vormen heeft aangenomen, zal de raad daarvan ongetwijfeld in kennis worden gesteld. Spreekster maakt de heer Dijkstra er opmerkzaam op, dat er nog geen bindende afspraken zijn gemaakt omtrent de woningbouw. De heer DIJKSTRA: En wat betreft de stedebouwkundi ge opzet? De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Daaraan wordt op het ogenblik gewerkt. Ik kan wel zeg gen dat er een vrij dwingende architectonische begelei ding zal zijn. Dat vloeit ook voort uit de keuze die de raad zelf heeft gemaakt ten aanzien van degene, aan wie de opdracht is gegeven. De heer DIJKSTRA: Cijfermatig kunt u niets zeggen over de bebouwingsdichtheid? De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Cijfers zijn vaak zo verwarrend. De heer DIJKSTRA: Het is wel interessant. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Als er een grote flat komt met 96 woningen op een paar vierkante meter, dan is het een zeer hoge dichtheid. Het geheel wordt echter een verzameling van bungalows, een gezinshuizen, flatjes. Maar ik kan u over de bebouwings dichtheid geen cijfers geven. Het staat ook nog niet vol doende vast, hoeveel ruimte er over blijft. Het wordt meer dan 30, maar minder dan 50. De heer DIJKSTRA: Het maakt wel een groot verschil uit of het 35 of 30 is. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Wij zijn gebonden aan de voorschriften van het plan. De heer OLDENBOOM meent dat het nuttig is, omlte wijzen op het tijdelijke van al het ondermaanse. Al naar gelang politieke instelling en leeftijd is men min of meer constructief en hecht men min of meer aan handhaving van het bestaande. Daarbij moet men er wel van uitgaan, dat van geheel Soest, inclusief de bossen, niet een natuur lijk element meer aanwezig is. Men heeft spreker bijv. eens verteld, dat de Eng vroeger waarschijnlijk een ge mengd gebied is geweest van wat vliegdennen en zandver stuivingen. De Soester duinen zijn een vrij zuivere vorm van zandverstuivingen geweest. De prachtige polders om Abcoude zijn bossen geweest. Het is dus op zich zelf on juist, om bij planologie uit te gaan van het standpunt, dat alles wat men in een landschap doet de natuur aantast. Die natuur is, zeker in Nederland, al volkomen door men senhanden bedorven. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT merkt op dat het onderhavige plan ook landschappelijk begeleid zal worden. De Eng is nu een knollenland. Men begrijpt dat deze knollen er niet kunnen blijven staan. 50

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1970 | | pagina 51