ging-
graafplaats wordt gevonden, er een noodsituatie ontstaat.
De begraafplaats aan de Veldweg heeft nog goede moge
lijkheden tot uitbreiding. Dat is een bijzonder geschikte
plaats. Mochten anderen van mening zijn, dat deze plaats
minder geschikt is, dan kan elders in de gemeente nog
een andere plaats gezocht worden. De meest ongeschikte
plaats is toch wel die plek, die in dit plan is geprojec
teerd. Daarom kan spreker er echt niet akkoord mee gaan,
om de mogelijkheid open te laten, dat een begraafplaats
in dit plan aangelegd kan worden. Als deze mogelijkheid
uit het plan wordt gelicht, zal het voor het college een
prikkel te meer zijn, om met meer ijver naar een andere,
altijd betere oplossing te zoeken.
De heer VAN POPPELEN merkt op dat de heer De
Groot gesproken heeft over het brengen van offers met
betrekking tot het onderhavige bestemmingsplan. Spre
ker meent dat er geen offers meer gebracht behoeven te
worden. Kan het college mededelen in hoeverre de ge
meente de desbetreffende gronden al heeft verworven?
Dit behoeft dan niet in hectaren aangeduid te worden,
maar wellicht kan het in procenten worden aangegeven.
Mevrouw POLET-MUSLER: Ik zou nog graag een ant
woord willen hebben op de kwestie van de tervisieleg-
De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT
zegt dat het college met de door mevrouw Polet ge
maakte opmerking graag rekening zal houden. Het was
waarschijnlijk beter geweest als de stukken meer avon
den ter inzage waren geweest. De avond dat zij ter visie
waren gelegd, zijn er inderdaad bijzonder veel mensen
geweest.
Spreekster wijst de heer De Groot erop, dat voor de even
tuele aanleg van een begraafplaats in het onderhavige ge
bied altijd nog een krediet van de raad nodig is. Op deze
manier zou de raad de aanleg van de begraafplaats altijd
nog kunnen tegengaan. Maar nogmaals, de zaak is nog in
bespreking. Er zijn ook nog onvoldoende inzichten over
de toeneming van het cremeren. Het is denkbaar, dat
wanneer er in de provincie Utrecht een crematorium
wordt gebouwd, dit van invloed zal zijn op de behoefte
aan begraafplaatsen in de Utrechtse gemeenschap. Men
moet de huidige bestemming zien als een reservering.
Mocht er elders geen geschikte plaats gevonden worden,
dan kan de gemeente in ieder geval nog op deze plaats
terecht. Zij verzekert de raad dat als het enigszins moge
lijk is een begraafplaats in het recreatiegebied Wieksloter-
plas niet zal worden aangelegd.
Spreekster maakt er de heer Van Poppelen op attent, dat
in het plan aangegeven staat, welk deel van de grond de
gemeente reeds heeft verworven. Van de 75 ha is 67 ha
eigendom van de gemeente.
De heer OLDENBOOM: Ik zou tegen het onderdeel van
de begraafplaats willen stemmen. Is dat mogelijk?
De VOORZITTER: Dat is niet mogelijk. Het gaat om
êën afgerond besluit. U kunt natuurlijk wel mededelen,
en dat zal dan ook genotuleerd worden, dat het besluit u
wel gunstig lijkt, maar dat u tegen de aanleg van de be
graafplaats bezwaar heeft.
De heer VAN POPPELEN: De fractie van de K.V.P. zit
in hetzelfde schuitje. Zij is wel voor het voorstel, maar
maakt bezwaar tegen de aanleg van de begraafplaats in
het plan.
De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT:
U kunt altijd weigeren het krediet te verlenen!
Mevrouw POLET-MUSLER: Men heeft al uit mijn aller
eerste woorden kunnen opmaken, dat ook de fractie van
de P. v.d. A. niet gelukkig is met een begraafplaats in dit'
gebied.
De VOORZITTER: Dat is ook het standpunt van het col
lege.
De heer OLDENBOOM: Het alternatief: Het handhaven
van de huidige begraafplaats, is beter dan de aanleg van
een nieuwe begraafplaats in dit plan.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen, waarbij op hun verzoek wordt aangetekend, dat
de leden van de fractie Binding Rechts geacht wensen te
worden te hebben tegengestemd. De heer Oldenboom, de
K.V.P.-fractie en de P. v.d. A.-fractie wensen aangete
kend te zien, dat zij bezwaar hebben tegen de aanleg van
de begraafplaats in het onderhavige bestemmingsplan.
De VOORZITTER stelt vervolgens aan de orde de uitge
stelde behandeling van het ingekomen stuk.
c. Brief d.d. 12 september 1969 van de werkgroep H.L.K.,
waarbij een plan wordt ingediend ter oplossing van de -
verkeersproblemen te Soest in verband met de vervanging
van Rijksweg lb.
De heer WESTRA: Kunt u mededelen wat die afkorting
H.L.K. beduidt?
De VOORZITTER: Han Li Konstrukties.
De werkgroep H.L.K. zal nader worden geïnformeerd
overeenkomstig het voorstel vermeld onder agendapunt 3.
58 Voorstel tot het intrekken van de verordening regelende
het toekennen van studietoelagen.
De heer VERHEUS merkt op dat het onderhavige voor
stel inhoudt, om van gemeentewege een einde te ma
ken aan het toekennen van studietoelagen, hoofdzakelijk
omdat de rijksoverheid op een zeer brede basis een mo
gelijkheid tot het aanvragen van een studietoelage en
dergelijke heeft opengesteld. Dit was natuurlijk vorig jaar
ook al het geval. Toen is, op grond van de toen en nu nog
steeds geldende regeling, door middel van perspublikaties
de bevolking erop attent gemaakt, dat men een studietoe
lage bij de gemeente kon aanvragen. Zijn er voor het cur
susjaar 1969/1970 toelagen aangevraagd en verstrekt?
Als er nl. toelagen zijn verstrekt en de gemeente gaat de
ze nu intrekken, kunnen daardoor geen moeilijkheden
ontstaan?
De heer WESTRA zegt dat er bij de stukken twee circu
laires hebben gelegen. Een daarvan dateert van mei 1969
en de andere van januari 1970.
In het eerste stuk wordt praktisch hetzelfde naar voren
gebracht als in de circulaire van 1970. Als uiterste da
tum voor het aanvragen van studietoelagen van het rijk
werd in de eerste circulaire 1 oktober 1969 genoemd. Is
er een bepaalde reden, waarom op het gestelde in de cir
culaire van 1969 niet is gereageerd, zoals wel ten aanzien
van de circulaire van 1970 is geschied? Is dit misschien
aan de aandacht ontsnapt?
De wethouder DE HAAN merkt op dat het intrekken
van de verordening betrekking heeft op het nieuwe cur
susjaar. De aanvragen voor een studietoelage voor het
komende cursusjaar moesten dezer dagen zijn ingediend.
Vandaar dat de intrekking van de verordening nu ge
beurt. Aan de verschillende scholen is al veel eerder de
waarschuwing uitgegaan, dat het college het voornemen
had, om met het onderhavige voorstel te komen. De des
betreffende ouders zijn dus op de hoogte. Dat dit het
vorige jaar nog niet is gebeurd, vindt zijn oorzaak in het
feit dat de gehele systematische aanpak van het rijk bij
de scholen, maar vooral bij de ouders vaak nog onvoldoen
de bekend was. Pas in de loop van het vorige jaar is
daaromtrent - de normering enz. - meer duidelijkheid ge
komen. Er is overleg gepleegd met een aantal gemeenten
en de inspectie over de vraag, of de gemeentelijke rege
ling al dan niet zou moeten worden gecontinueerd. Deze