i de
antwoord van burgemeester en wethouders op dit schrij
ven bij de ingekomen stukken te leggen.
Mevrouw POLET MUSLER: Voordat het uit gaat?
De VOORZITTER: Nee. Burgemeester en wethouders
hebben hun eigen beleid Wij hebben er in het college nog
niet over gesproken. Ik kan dus nog niet zeggen op welke
wijze burgemeester en wethouders op het stuk zullen rea
geren.
Mevrouw ORANJE-ENTINK; Maar wij mogen toch wel
weten, of de kermis al dan niet op zondag geopend mag
zijn?
De VOORZITTER: Daarom zal het antwoord ook ter in
zage worden gelegd, Dat antwoord is echter voor de ver
antwoordelijkheid van burgemeester en wethouders, die
ter zake een beslissing moeten nemen, onbeinvloed door
de raad.
Wanneer het antwoord ter kennis van de raad wordt ge
bracht, kan deze daarop echter nog zijn commentaar le
veren.
De heer DE GROOT vraagt of het hier een bevoegdheid
betreft die door de raad aan het college is gedelegeerd. Of
heeft het college deze bevoegdheid op andere gronden?
De VOORZITTER: De raad heeft een verbod vastgesteld.
Van dat verbod kunnen burgemeester en wethouders ont
heffing verlenen.
De heer DE GROOT: In bepaalde gevallen.
De VOORZITTER: Ja, Dat betreft dan de vergunning die
verleend wordt. Zo is de constructie.
De heer DIJKSTRA vraagt of het college al een hint kan
geven met betrekking tot de richting waarin de gedach
ten gaan. Neigt het college er toe de ontheffing te verle
nen of is het geneigd zich aan de regel te houden?
De VOORZITTER merkt op reeds gezegd te hebben, dat
burgemeester en wethouders zich over deze zaak nog niet
hebben beraden. Hij kan over de door burgemeester en
wethouders te nemen beslissing dan ook niets zeggen.
Hierna wordt besloten overeenkomstig hetgeen met be
trekking tot het stuk is voorgesteld.
f. Brief van 14 maart 1970 van bewoners en eigenaren
van huizen van de Jacob Catslaan en P.C. Hooftlaan in
zake de bebouwing van een perceeltje grond aan de Hil-
debrandlaan, met voorstel betrokkenen mede te delen,
dat een verzoek om dit perceel grond aan te kopen voor
bebouwing door burgemeester en wethouders is afgewe
zen.
Besloten wordt overeenkomstig hetgeen met betrekking
tot het stuk is voorgesteld.
g. Brief van 9 maart 1970 van de heer J.R. van Poppeien,
waarbij vragen worden gesteld over de geldende bepalin
gen van het bestemmingsplan in het zgn. „randgebied",
met antwoord d.d 3 april 1970 van burgemeester en
wethouders, met voorstel deze stukken voor kennisgeving
aan te nemen.
De heer VAN POPPELEN spijt het dat het college niet
bereid is bij gedeputeerde staten stappen te ondernemen
om in bepaalde gevallen, wanneer niet het algemeen be
lang van Soest wordt geschaad (dit wil hij duidelijk voor
op stellen), ontheffing te bereiken van de thans geldende
bepalingen voor het zgn. randgebied. Hij zou gaarne een
nader antwoord krijgen op de vraag, waarom Soest - in
tegenstelling tot andere gemeenten - dergelijke stappen
niet heeft ondernomen.
Wanneer het gemeentebestuur niet bereid is om in be
paalde, incidentele gevallen toestemming te verlenen
voor de ontwikkeling van de betrokken bedrijven in het
desbetreffende gebied, dan zou spreker gaarne zien dat
het college wat positiever zou reageren dan in het onder
havige antwoord is gedaan,
In dit antwoord wordt met enkele woorden gesteld, dat
men voor een schadevergoeding in aanmerking kan ko
men, Over de perspectieven die daarin zitten, wordt
evenwel zeer weinig verteld,
In een van de politieke vergaderingen in Soest heeft ge
deputeerde Van der Sluis gesteld dat deze zaak eventueel
bekeken zou worden Spreker zou het college willen
voorstellen daaromtrent nadere informaties bij gedepu
teerde staten in te winnen,
Wanneer het college niet bereid is stappen ter zake te
ondernemen, dan gelooft spreker dat de gemeente zo
royaal moet zijn om te trachten de betrokken bedrijven
aan te kopen Dan behoeft niet een zo grote schadever
goeding te worden gegeven als het geval is wanneer men
het bedrijf moet verlaten in verband met de woningbouw.
De heer ELBERTSE heeft begrepen dat er sprake is van
een nieuwe ontwikkeling op het onderhavige gebied. Toen
het streekplan werd vastgesteld en de gemeente in de ge
legenheid was bezwaren in te dienen, heeft men de huidi
ge uitleg van de desbetreffende bepaling zeker niet on
derkend, Hij meent dat men bij het vaststellen van de des
betreffende bepaling de huidige ontwikkeling niet heeft
voorzien. Z,i, maken de bewoordingen van de desbetref
fende bepaling het toevallig mogelijk de onderhavige ont
wikkeling tegen te gaan Hij gelooft dan ook dat hier niet
zozeer van een gebruik, maar meer van een misbruik van
de desbetreffende bepaling sprake is, Het zou goed zijn
eens bij gedeputeerde staten te informeren, welke doel
einden men indertijd met de desbetreffende bepaling op
het oog had en of de huidige ontwikkeling als een nieuwe
ontwikkeling moet worden beschouwd, waarbij wellicht
ook een nieuwe aanpassing noodzakelijk is
De wethouder mevrouw WALTER VAN DER TOGT ge
looft dat het door het college gegeven schriftelijk ant
woord op de vragen van de heer Van Poppeien eigenlijk
al voor zich zelf spreekt. Er is hier sprake van een zuiver
planologische maatregel, In Nederland woont men in
een klein land met dertien millioen mensen en kent
men sinds augustus 1965 de wet op de ruimtelijke orde
ning, Het betreft hier puur een maatregel van ruimtelijke
ordening, ordening van de streek en daardoor ook orde
ning van de landschappen in Soest, In de structuurnota
blijft tussen de geplande bebouwing en de Wieksloterweg
een betrekkelijk smalle strook over, het zgn, randge
bied. De heer Van Poppeien heeft verwezen naar gede
puteerde Van der Sluis. Déze heeft echter gezegd: De be
trokken bedrijven kan ik alleen toelaten in die gebieden
waar het landschap en het milieu het toelaten. In deze
streek laat noch het landschap, noch het milieu dit toe,
Het zijn bedrijven die het oppervlaktewater sterk veront
reinigen Spreekster gelooft niet dat de gemeente moeite
zou mogen doen om de uitvoering van de desbetreffende
bepaling te verhinderen Bovendien is een en ander via
een raadsbesluit bekrachtigd. Het betrokken terrein is
aangewezen als randgebied. Daaraan moet men als ge
meentebestuur niet trachten te tornen. Wanneer er
schade is, zal die vergoed worden.
Spreekster zou zich kunnen voorstellen dat een bedrijf
in een streek waar het is toegestaan een grotere verkoop
waarde heeft dan een zelfde bedrijf in een streek waar
het niet is toegestaan Zij heeft onlangs reeds gezegd dat
het de bedoeling is de desbetreffende bedrijven te taxe
ren en aan te kopen, Het zou goed zijn dit punt nog eens
in een gemeenschappelijke vergadering van de commissie
grondbedrijf en de agrarische commissie door te praten.
Daarbij kan men dan nog eens grondig nagaan op welke
67