1, Is het erd. an een wordt n zal bedoel en er door voor- men- ardt dan ieer iceerd t moet reven, telaas de on- stilge- nma iet be- dege- i aan eeft t-brief l, eft be- ian- is de et on- erwij- :n de e laatste en aan- gehe- nede, 3g is. adie en kan le een lijkt :n te GT tl een chemi- i zij het i zou onzin lerhavi- udt, eentebe- et ge- :h wel naakte tndig- ie in- punt e aan- mvat- dat t blijft Spreekster weet niet of de burger er wel zo op gesteld is, als de tegelpaden niet schoon zijn. Er komen gere geld klachten wanneer de gemeentedienst achter is met schoffelen. Het ziet er zo smerig uit, kan er niet iets aan gedaan worden, zo vraagt men dan. Aan de tuintjes ziet men dat de burger er prijs op stelt dat er gewied wordt en dat er schone tegelpaden zijn. Men is afkerig van een rommelige aanblik. Op het ogenblik staat op de bermen van de Middelwijkstraat veel gras. Men moet dit maar eens gaan bezien en zich af vragen of men het mooi vindt. In de samenvatting van de concept-brief staat, dat de bermen als groei plaats voor de wilde flora zo veel mogelijk worden ontzien. Spreekster weet niet of mevrouw Walma van der Molen wel eens in de Bartolottilaan komt en daar van dichtbij de bermen heeft bekeken. Daar staat een bijzondere hoeveelheid fraai onkruid. In de samenvat ting staat ook dat het 1 a 2 x per jaar maaien als be heersmaatregel duidelijk de voorkeur geniet boven het toepassen van chemische middelen. De heer Van Pop- pelen heeft reeds duidelijk gemaakt, dat het gebruik van chemische middelen niet geheel gemist kan wor den. Hij heeft gezegd, dat in de concept-brief met betrek king tot de een-zaadlobbigen, ook nog gewezen dient te worden op de groeiremmende stoffen. Spreekster weet niet of deze stoffen niet toegepast worden. Zij weet wel dat het omgekeerde plaatsvindt, nl. dat er ter bestrijding van de distel en de brandnetel groeistof fen worden gebruikt, waardoor deze planten zich ka pot groeien. Deze stoffen hebben niet zo'n schadelij ke uitwerking op andere planten. Spreekster meent, dat over de brief van de heer De Hoog niet meer in allerlei commissies behoeft te wor den gesproken, Indien er nochtans in een commissie over gesproken zou moeten worden, dan zou het eer der de commissie voor de volksgezondheid betreffen dan de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan. Misschien kan in overleg met de heer Van Poppelen nog het nodige aan de brief worden toegevoegd, Ove rigens wordt de bestrijdingsmiddelenwet in de con cept-brief genoemd. De heren van de plantsoenen dienst zullen het rode boekje ook wel voldoende ken nen. Dit blijkt ook uit de concept-brief. Het artikel van de heer Van der Lek was spreekster bekend. Uiteraard leest men over deze dingen als men zich ervoor interesseert. Het gevaar dat kinderen iets van het beetje dat de gemeente spuit, naar binnen kunnen krijgen, is niet zo'n argument. Laten de mees te moeders maar eens kijken wat zij thuis in de goot steenkastjes hebben staan aan spuitbussen voor de luisjes, voor de muggen en voor repen stof die op de kast moeten liggen, tengevolge waarvan de kinderen ziek worden als de ramen toevallig dicht zijn. Het is gemakkelijk gezegd, dat de overheid aan al dit soort van dingen moet denken. Spreekster heeft het idee, dat de burger in eigen huis al een heleboel in de goe de richting kan doen, ten aanzien van zaken, waarvan men gewoon niet ziet, dat zij milieubedervend zijn. Dit wil overigens niet zeggen, dat de overheid dan maar haar gang kan gaan. Mevrouw ORANJE-ENTINK merkt op, dat zij geen antwoord heeft gekregen op haar verzoek, in de brief aan de heer De Hoog enige waarderende woorden tot uitdrukking te brengen voor het feit, dat hij van zo veel burgerzin en interesse heeft blijk gegeven; en op haar vraag of geïnformeerd kan worden, wat er met stoom tegen het onkruid kan worden gedaan. Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES merkt op, dat het wel kan zijn dat, zoals de heer Sto- rimans heeft gezegd, de raad zuinig moet zijn met de concept-brieven, maar dat zij bij de raadsstukken lig gen en dat er toch wel wat mensen zijn geabonneerd op de raadsstukken. Zij liggen ook in de bibliotheek ter lezing en komen bovendien in de krant. Men kan ten aanzien van de kwestie of er concept-brieven zijn uitgedeeld wel een welles-nietes-spelletje opvoeren, maar er zijn mensen die er langs andere weg aankomen. Van het antwoord van de heer De Hoog op de con cept-brief wist spreekster ook niet, voordat zij het in de krant had gelezen. Als de heer Storimans haar over dergelijke zaken voortaan in de pauze benadert, zal zij hem daarvoor erg dankbaar zijn. Spreekster vond het betoog van de heer Van Poppe len fantastisch. Hij is ter zake natuurlijk veel deskun diger dan zij. Haar uitlatingen zullen ongetwijfeld van emotionele aard zijn geweest, maar zij heeft toch wel een paar grote lijnen aangegeven, Het rode boek je zal, om met de heer Pieren te spreken, ongetwijfeld wel goed zijn, maar men kan er natuurlijk heel lang over van mening verschillen wat giftig is en wat niet giftig is. En als een stof niet giftig is, is dit dan alleen niet giftig voor de mensen? Wordt wel in aanmerking genomen, wat deze middelen op de lange termijn voor werking hebben op het biologisch evenwicht? Men kan nauwelijks met feiten komen, omdat de kwestie van de bestrijdingsmiddelen zo onoverzienbaar is. Vaak merkt men pas een x-aantal jaren later hoe de stoffen zich ophopen in het orgaan. Men denke aan DDT. Daarom wil zij op dit punt zo voorzichtig zijn, hoewel zij bij de discussie over deze aangelegenheid misschien wel eens vaak onzin verkoopt. Zij wil het voorstel van de heer Levinga ondersteunen om het voorbeeld van een naburige gemeente te vol gen en een jaar niet te spuiten. In die tijd zal wel niet zoveel overwoekerd worden, dat dit in een paar maan den niet meer goed te krijgen is. Voor wat de natte stoeptegels betreft, merkt spreek ster op, dat een deurmat hiertegen uitkomst kan bie den. Spreekster maakt de heer Oldenboom er opmerkzaam op, dat zij er geen gewoonte van zal maken om lange stukken uit kranten voor te lezen. Zij zou er ook een hekel aan hebben als een ander dit deed. Het probleem spreekt haar echter erg aan. Haar betoog heeft niets te maken met het plegen van een politiek kaartspelle tje, zoals men wel eens zegt. Overigens heeft de heer Oldenboom minstens even lang gesproken als zij. De heer Oldenboom heeft opgemerkt dat het even wicht toch niet meer tot stand is te brengen. Dit is nu juist precies iets, waarvoor spreekster zo bang is en wat haar met de dag meer beangstigt. De heer Olden boom kan nu wel zeggen, dat dit ,,in" is. Zij is mis schien een generatie jonger dan de heer Oldenboom en het onderwerp spreekt haar misschien meer aan. Zij is er zo verschrikkelijk bang voor dat nergens meer een soort van evenwicht tot stand kan worden gebracht. Inderdaad, het evenwicht van 100 jaar geleden bestaat niet meer en kan niet meer worden verkregen. De be volkingsgroei is nu eenmaal geëxplodeerd. Ook daar aan zou een halt toegeroepen moeten worden. Knap pe professoren in Amerika hebben gezegd, dat als de mensheid nog tien jaar op de ingeslagen weg voort gaat, men nergens meer bang voor behoeft te zijn, want dan gaat iedereen naar de bliksem. Spreekster hoopt, dat zij zich niet heeft schuldig ge- 139

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1971 | | pagina 140