nemen. Men ziet dat de Nota van aanbieding op dit punt reeds verouderd is, want daarin kan men lezen dat twee leerjaren per school zwemles zullen krijgen Zoals wethou der De Haan reeds heeft opgemerkt, ziet het ernaar uit dat het er vier worden. Ook in een ander opzicht is de Nota van aanbieding niet meer bij. Er wordt gesproken van een ajourschool aan de Molenstraat, Het wordt echter geen ajourschool, maar een andere school. Wij hopen dat dit geen vertraging in de bouw zal veroorzaken. Rationalisatie met betrekking tot de leermiddelen voeren wij door voor zover dit zinnig is Allerlei standaardmateriaal wordt inderdaad massaal en centraal ingekocht, maar ik blijf het standpunt huldigen dat de leermiddelen in engere zin de technische, de meer verfijnde leermiddelen - in overeen stemming met de inzichten en de didactiek van de desbe treffende scholen moeten worden gekocht Dit kan van school tot school verschillen Wat de culturele aangelegenheden betreft, zal ik het nu ho pelijk even kort kunnen maken als in de Nota van aanbie ding is gebeurd De fractie van D'66 is zeer bedroefd over die kortheid. Dat spijt mij Ik geloof dat hier van een mis verstand sprake is Het stelt deze fractie teleur, dat ik in hoofdzaak verwijs naar de filosofie van het vorige jaar, maar die filosofie houdt in een maximale steun aan alle groepen en alle individuen die daarmede bezig zijn Het had slechter gekund. Men kan ook niet verwachten dat er van jaar tot jaar een totaal andere visie van het college op de culturele aangelegenheden zal zijn. Er is ter zake natuurlijk sprake van groei en evolutie, ook bij ons; de waardering evolueert, er is een wisselwerking tussen externe factoren en eigen vi sie, er is te dezen voortdurend verandering, maar het is toch niet zo, dat wij ieder jaar met een gloednieuwe alles omvattende culturele visie zouden kunnen komen, De be groting zou geen ruimte bieden om dat op papier te zetten, want het betreft een materie die zo enorm uitgebreid is, dat ik vrees dat het zou ontaarden in een soort van catalogise ring van wat aanwezig is en wat gedaan wordt. Ik ben er een tegenstander van om culturele aangelegenheden in ka ders te gieten en te kwantificeren Ik geloof dat wij ons daarvan moeten onthouden Het college staat met alle sym pathie ten opzichte van de culturele aangelegenheden en wij besteden daar ook een behoorlijke portie middelen aan. De subsidies kunnen naar mijn mening beter aan de orde worden gesteld bij de behandeling van de verschillende be grotingsposten. ik wil er nu alleen globaal van zeggen, dat het in het verleden de initiatieven van de raad zelf geweest zijn op grond waarvan bepaalde posten zijn opgevoerd die nu zullen verdwijnen en dat het ook een mede vanuit de raad zelf voortgekomen visie is op grond waarvan subsidies aan allerlei verenigingen, lichamen en organisaties die niet specifiek Soests zijn, worden afgevoerd, Het college deelt die visie, maar ik meen dat er bepaald wel uitzonderingen moeten worden gemaakt. Bepaalde uitzonderingen kun nen sterk worden gemotiveerd. Ik noem in dit verband met name de subsidies aan het U.S O aan Heemschut en aan Kunst en Bedrijf Ik wil hierop straks graag nog terugko men. Wethouder EBBERS: Mijnheer de voorzitter! Vraag 3 in het verslag van het afdelingsonderzoek heeft ons zeer zeker niet verrast. Ik geloof dat, door ongevraagd de aandacht van de raad op het stijgingspercentage van de bru1- to-uitgaven te vestigen, wij deze vraag als het ware hebben uitgelokt Toen de diverse ontwerp-begrotingen door het college werden behandeld, hebben wij reeds de noodzaak van een nadere analyse ingezien De omstandigheid echter dat het aanvankelijke nadelige saldo van de begroting 1972 niet groter was dan het nadelige saldo van de begroting 1971 (met andere woorden: de omstandigheid dat tegen over de stijging van de uitgaven een even grote stijging van de inkomsten stond) was voor ons in zoverre geruststellend, dat wij deze analyse durfden uit te stellen tot het onder zoek in het kader van de meerjarenbegroting. Te meer om dat er nu, evenals toen, nogal weinig tijd voor beschikbaar was en wij de raad toch de meerjarenbegroting hadden toe gezegd en wij al het desbetreffende onderzoek toch moes ten doen, hebben wij gezegd: Dan wachten wij daar maar op en dan komt het daarbij wel rond In het antwoord op vraag 3 hebben wij al gezegd, dat de toeneming van het totaal van de bruto-uitgaven op zich zelf natuurlijk niets zegt over de budgettaire positie van de ge meente Wij vestigen er overigens nog wel de aandacht op, dat er in het totaal tal van uitgaven zijn begrepen welke ge heel of voor een groot deel worden terugontvangen, bijv. de salarissen van de politie en het openbaar-onderwijsperso neel en de kosten van sociale zorg Een grote toename van dergelijke uitgaven verhoogt wel het vergelijkingspercenta ge, maar heeft budgettair uiteraard weinig consequenties. Wat het gasbedrijf betreft, heeft de raad zich in het alge meen gesteld achter het tot nu toe gevolgde beleid van het college, dat stelt dat vooralsnog niet naar schaalvergroting moet worden gestreefd. Het onlangs uitgekomen rapport- Van Dam-Van Isselt met betrekking tot dit onderwerp heeft ons ook niet kunnen overtuigen; ik zou haast stellen dat het tegendeel eerder waar is, Tot nu toe handhaven wij ons standpunt dat vooralsnog niet tot concentratie moet wor» den overgegaan Dit neemt niet weg dat wij bepaalde din gen in samenwerking met andere gemeenten doen. Ik denk hierbij met name aan de inning van de gaskwitanties, ten aanzien waarvan wij gebruik maken van de computer van de gemeente Amersfoort Maar vooralsnog houden wij ons verre van grotere concentraties Het voorbeeld van het W.M.N. is inderdaad een voorbeeld dat wij wel voor ogen moeten houden als wij hierover praten. Met betrekking tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie is de angst uitgesproken, dat wij wat optimistisch aankijken te gen het inhalen van de achterstand. Ik geloof dat wat wij hierbij aan de dag legden, geen optimisme is. Het inhalen van de desbetreffende achterstand betreft nl. een aantal werken die niet direct essentieel zijn voor de installatie. Wat de totaliteit betreft, blijven wij ons richten op de ge plande opleveringsdatum Een zo snel mogelijke oplevering is een bijzondere noodzaak, omdat de huidige installatie, die een capaciteit van 16,500 inwonerequivalenten heeft, in feite al te klein is. Ik moge hierbij aantekenen, dat het overwerk waarop vanochtend is gedoeld, op dit moment geen haalbare kaart is, onder meer door het grote aantal thans in aanbouw zijnde rioolwaterzuiveringsinstallaties dat mede door het vervallen van de z.g. Korthals-regeling in een ijltempo is begonnen; de betrokken gespecialiseerde bedrijven met hun gespecialiseerde werkkrachten zijn zo overbelast, dat een versnelling door overwerk nagenoeg onmogelijk is, Ten aanzien van de vraag van de protestants-christelijke en K.V.P,-fractie over de tijdige bemonstering van de industrie kan ik mededelen, dat wij op het ogenblik bezig zijn met het samenstellen van de verordening in samenwerking met de gemeente Baarn met betrekking tot de installatie en de daaraan verbonden belastingwetgeving, maar dat wij in middels ook met de voorbereidingen voor deze bemonste ring zijn begonnen en dat een en ander in overleg met Baarn en met de provincie, waar men al wat gegevens be treffende deze situatie heeft, wordt besproken. De resulta ten hiervan met betrekking tot de bemonstering en het ge volg daarvan voor onze installatie zullen te zijner tijd ter kennis van de raad worden gebracht.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1971 | | pagina 189