b, goedkeuring van verhoging van kosten voor de bouw
van het instructiebad.
40 Voorstel tot het vaststellen van een verordening tot wij
ziging van de bij de vuurwerkverordening behorende bij-
lage.
41 Voorstel tot verkoop van grond gelegen aan/nabij:
a. de Laanstraat aan mevrouw J.A. Brouwer-Van den
Hoed;
b. de Nijverheidsweg aan de N.V. PUEM.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder discus
sie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
42 Voorstel tot het aangaan van een rechtsgeding strekken
de tot veroordeling van de heer A,F. IJsselstein om mede
te werken aan de eigendomsoverdracht aan de gemeente
Soest van het pand Wilhelminalaan 24 te Soest.
De heer GEERLINGS zegt dat het voorstel van het colle
ge een aantal aspecten bevat die de besluitvorming tot
een gecompliceerde zaak maken. Waren alleen de weg
over de Eng en een actief aankoopbeleid aan de orde,
dan zou de fractie op beide genoemde gronden haar stem
aan het voorstel onthouden.
Tijdens de behandeling van het voorstel van burgemees
ter en wethouders inzake het aangaan van een optie-over
eenkomst met de heer IJsselstein (aan de orde in de
raadsvergadering van 18 september 1968) kwam nog
een ander aspect naar voren, namelijk de koppeling van
twee zaken: enerzijds het huisvestingsbeleid en anderzijds
het aankoopbeleid ten behoeve van een bestemmingsplan.
Sprekers partijgenoot de heer De Bruin heeft toen dui
delijk laten blijken dat deze koppeling voor hem niet ac
ceptabel was. De heer De Bruin zei blijkens de notulen
van de raadsvergadering van 18 september 1968 (bladzij
de 187):
„De heer DE BRUIN zegt dat hetgeen voorligt hem geens
zins aanstaat. Hij meent namelijk dat de overheid, die
toch altijd al een bepaalde machtspositie bekleedt ten
opzichte van de burger, geen zaken moet koppelen. In
het onderhavige geval vindt een koppeling plaats, die een
gemeentebestuur onwaardig is. Een gemeentebestuur
moet een zaak objectief bekijken en vervolgens besluiten
al dan niet akkoord te gaan met wat voorligt."
De heer De Bruin kon zich niet verenigen met het voor
stel van het college.
De huidige V.V.D. fractie kan de stellingneming van de
heer De Bruin volledig onderschrijven, zij zou met de
effectuering van de optie-overeenkomst grote problemen
hebben, wanneer inmiddels niet nog meer aspecten rele
vant waren geworden. Het eerste nieuwe aspect is het
simpele bestaan van een overeenkomst die, naar voorlo
pig moet worden aangenomen, rechtskracht bezit (dit
Feit zou overigens door de rechter moeten worden uitge
maakt).
De vraag is thans of het probleem inderdaad moet wor
den voorgelegd aan de rechter. Is het opportuun om de
rechter in te schakelen? Deze vraag kan men langs twee
wegen proberen te beantwoorden. De eerste benadering
is die, waarbij men ziet of de voorwaarde die in de over
eenkomst staat vermeld, inderdaad is vervuld. Spreker
doelt in dit verband op het uitvoeren van een bestem
mingsplan, nader: het aanleggen van de weg over de Eng.
Ter zake bestaat geen enkele zekerheid, zodat het spre
ken over de uitvoering van het plan alleen al om deze re
den prematuur zou zijn en derhalve ook niet tot het ge
bruik willen maken van het optierecht kan leiden. Of
naast dit willen ook gebruik zou kunnen worden gemaakt
van het optierecht is wederom ter beoordeling van de
rechter.
De tweede benadering van de vraag, of het opportuun is
het oordeel van de rechter te vragen, is die, waarbij men
ziet of dit in het belang van de gemeente moet worden
geacht. Pas thans komt een positief accent op tafel,
want als niet op korte termijn van het optierecht ge
bruik wordt gemaakt, vervalt de vastgelegde prijs en
moet met een aanzienlijk hogere prijs rekening worden
gehouden. Op dit punt ligt naar de mening van de
V.V.D.-fractie de belangrijkste grond om toch het oor
deel van de rechter te vragen.
Een spoedige uitspraak zou bovendien ook van nut kun
nen zijn voor de heer IJsselstein. Deze weet dan eerder
waaraan hij toe is en hij kan zich ook eerder bezinnen
op wat hem eventueel te doen staat.
Het zal de raad uit het vorenstaande duidelijk zijn dat
de V.V.D.-fractie meent dat er toch gronden zijn om de
rechter tot het vellen van een oordeel uit te nodigen.
Daarom ondersteunt de fractie het voorstel van het col-
lege.
Ten slotte nog een opmerking en een vraag. De opmer
king is dat de fractie van de gehele affaire een wat on
prettige smaak overhoudt. Dit had voorkomen kunnen
worden door in 1968 beter naar de heer De Bruin te
luisteren. De vraag is of burgemeester en wethouders be
reid zijn aan de heer IJsselstein het recht van terugkoop
te geven tegen dezelfde prijs als genoemd in de overeen
komst, te effectueren zodra duidelijk mocht worden dat
de weg over de Eng niet doorgaat.
De heer JONKER zegt een nare indruk te hebben gekre
gen van hetgeen zich allemaal in het verleden heeft af
gespeeld. Het was bijzonder moeilijk om precies na te
gaan wat er allemaal is gebeurd. Duidelijk is in ieder ge
val dat hetgeen er is gebeurd allemaal minder plezierig
was.
Thans wordt voorgesteld dat de gemeente een rechtsge
ding aanspant tegen een van de Soester ingezetenen. Dit
feit doet de fractie van D'66 onplezierig aan.
Is het oppertuun om de rechter in te schakelen? In de
brief waarin de optie wordt gegeven staat duidelijk dat
de gemeente recht heeft om het huis van de heer IJssel
stein voor f. 35.000,-- te kopen op het moment dat uit
voering wordt gegeven aan het bestemmingsplan. Gede
puteerde staten hebben het bestemmingsplan nog niet
goedgekeurd. Bovendien verstrijkt de optie pas op 1 ok
tober 1972.
In enkele gevallen - wanneer er sprake was van aanbie
dingen van mensen (wonende in huizen die zich bevin
den in het geprojecteerde tracé) die hun huis niet aan
anderen kwijt konden - heeft de fractie de voorstellen
van het college gesteund, omdat dat in het belang was
van de betrokken burgers. In dit geval zou kunnen
worden gesproken van passief aankoopbeleid. In het on
derhavige geval kan er echter worden gesproken van een
actief aankoopbeleid met een bijzondere aanleiding.
Daarom zal de fractie van D'66 tegenstemmen.
De heer VAN POPPELEN zegt dat hem een aantal pun
ten niet duidelijk is.
Op 22 september 1970 heeft de heer IJsselstein een brief
geschreven aan het college. In deze brief komt de vol
gende passage voor:
„Daar de woning Wilhelminalaan waarschijnlijk over
enige jaren moet worden gesloopt in verband met de ge
meentelijke plannen, ben ik genoodzaakt naar een pas
sende woning om te zien. Ik meen hierin te zijn geslaagd
door een eventuele aankoop van het pand Soesterbergse-
straat 83, ware het niet dat etc."
De heer IJsselstein biedt in deze brief zelf aan om iets an
ders te zoeken.