gen die van 1918 tot 1921 zijn gebouwd, moet uit de belastinggelden van de vereniging f. 45.000,- per jaar wor den toegelegd. Men kan zich afvragen of dit een redelijke situatie is. De woningbouwvereniging dient in de eerste plaats ervoor te zorgen dat de financiële situatie gezond gaat worden. Met het bezit op Soesterberg is de vereniging nu zo ver gekomen dat het mes erin gaat, dat er een behoorlijke si tuatie gaat ontstaan, dat er woningen komen die voldoen aan de huidige wooneisen. Dat is een heel belangrijk punt. Moet een woningbouwvereniging gedwongen wor den om woningen, die riet meer aan de wooneisen gaan voldoen, te blijven verhuren tegen huren die nergens meer op lijken? De heer Pieren heeft zich afgevraagd of het bestuur van de woningbouwvereniging wel tegen zijn taak is opgewas sen. Inderdaad heeft het desbetreffende bestuur een zwa re taak, maar spreker dacht dat het in het algemeen wel tegen zijn taak bestand is. Natuurlijk wordt het moeilijk als men van alle kanten tegen zo'n bestuur gaat aanschop pen, het probeert te kleineren, dwars te zitten en er niets van wil aannemen. En daarop komt het voor een groot gedeelte toch wel neer. De bestuursleden hebben, op een na, inderdaad een volledige dagtaak, waardoor het werk voor de woningbouwvereniging in de avonduren moet worden gedaan. De bestuursleden hebben dat er voor over, anders waren zij er niet aan begonnen. Het is geen dankbare taak - daarvan kan spreker getuigen -, on der andere niet door de tegenwerpingen en het „schop pen" dat men tegenwoordig graag doet. Een ander punt is dat - en dit is tegen de werkgroep van D'66 gericht - men zich niet op de hoogte heeft gesteld van de juiste feiten en toestanden op de Molenstraat. Men heeft geen contact gezocht met de woningbouwvere nigingen. Had men dit wel gedaan, dan was de brief van D'66 niet in die geest geschreven en zelfs wellicht geheel achterwege gebleven. Dit vindt spreker een ernstige zaak. Men heeft geen po ging gedaan om deze kwestie op een goede weg te lei den; men heeft alleen maar geprobeerd in de belangstel ling, in de publiciteit te komen, zonder een wezenlijke oplossing aan te geven. De punten, die in de brief wor den genoemd, zijn voor de woningbouwvereniging hele maal niet nieuw. Andere punten zijn niet juist. Het heeft het bestuur van de woningbouwvereniging het zoveelste nadeel bezorgd. Wanneer de werkgroep van D'66 weer eens meent brieven te moeten schrijven, voorstellen te moeten indienen of iets dergelijks, laat men zich dan van tevoren goed oriënteren en op de hoogte stellen, zodat men het bestuur, dat zijn werk belangeloos in de avond uren verricht, niet nog meer gaat tegenwerken. De VOORZITTER zegt dat de zin, waarmede mevrouw Walma van der Molen moeite heeft, in de volgende alinea van het concept-antwoord voorkomt: „Een andere vraag is, aan wie deze tijdelijke woonruim te moet worden toegewezen. In de brief van de werk groep wordt gesproken over hoogst-urgente woningnood gevallen. Het is uitermate moeilijk volgens objectieve maatstaven vast te stellen, wie daar onder is te brengen. Dit geldt nog meer, indien men de groep van degenen, die zich willens en wetens in deze positie hebben ge werkt, uitzondert. In het algemeen brengen wij hier on der hen, die buiten hun schuld op straat komen te staan en voor wie nog geen passende woonruimte beschikbaar is". Het gaat om de zin: „Dit geldt nog meer, indien men de groep van degenen, die zich willens en wetens in deze po sitie hebben gewerkt, uitzondert". Hiermede wordt het volgende bedoeld: er kunnen ver schillende omstandigheden leiden tot de situatie, waarin van een ernstig woningnoodgeval sprake is. Te denken valt in de eerste plaats aan degenen die een huis bewo nen, hun huur betalen, alle verplichtingen van de huur nakomen, maar die door het enkele feit dat de eigenaar van het betrokken huis zelf in moeilijkheden verkeert, uit de woning worden geprocedeerd, waardoor zij op straat komen. Dit gebeurt vrij veel: gemiddeld een of twee ge vallen per maand. Dan is het erg moeilijk om degenen, die op korte termijn zo'n huis uit moeten en voor wie geen beschikbare woningruimte vrijkomt, te huisvesten. Dit zijn dus mensen die geheel buiten hun schuld op straat komen, maar die moeten worden geholpen. Juist in het verleden is herhaaldelijk gebruik gemaakt van tijde lijke woonruimte. Er zijn ook mensen die, inwonend, zoveel ruzie maken dat het een onhoudbare toestand wordt, waardoor ook een hoogst ernstig woningnoodgeval ontstaat. Maar deze mensen hebben deze situatie toch ook wel aan zichzelf te wijten, al zullen het niet altijd ruziemakers zijn. Er moet voor worden gewaakt dat een premie wordt gesteld in de vorm van extra hulp van de pverheid voor degenen, die door hun optreden de oorzaak kunnen zijn van grote moeilijkheden. Als men deze mensen bij voorrang hielp, zou een grote onbillijkheid worden geschapen ten opzich te van anderen, die in een gelijksoortige positie verkeren, maar die door enorme zelfbeheersing, door hun maatschap pelijk gedrag, zich niet in de notoir moeilijke positie wer ken als eerstgenoemden. Dit wordt bedoeld met „uitzon dering van degenen, die zich in deze situatie hebben ge werkt". Het is natuurlijk heel moeilijk om dit te concre tiseren, maar in de praktijk van de woningverdeling komt men deze groep toch wel tegen. Het is in het alge meen een groep die nogal erg aan de weg timmert. In verband met de billijke woningverdeling moet men er juist voor waken om deze groep bij voorrang te behande len. Er wordt dus als het ware een waarschuwende vin ger opgestoken: laat ons ervoor zorgen dat bij de verde ling van hetgeen er aan woningen is, niet te veel op de di recte schijn wordt afgegaan; laat ons ons goed op de hoog te stellen van de achtergronden van het geheel. De heer Pieren heeft aangedrongen op contact met de woningbouwvereniging St. Joseph. Dit geldt in de eerste plaats voor de te saneren huizen aan de Molenstraat. Spre ker kan de heer Pieren verzekeren dat er tussen het ge meentebestuur en deze woningbouwvereniging goede contacten bestaan, zowel ten aanzien van de sanering in Soesterberg als ten aanzien van de sanering in Soest. Bei de saneringen geven hun moeilijkheden; zij zijn van iets verschillende aard. In Soesterberg is de situatie ingewikkeld, want op het zelfde terrein waar de te saneren huizen staan, moet weer worden gebouwd. Het gaat hier dus om een in elkaar grijpen van processen. In Soest moeten de huizen langzamerhand leegkomen. Er is daar minder haast mede. Alle bewoners zijn bezocht door de maatschappelijk werkster van de gemeente, die allerlei gegevens heeft ge noteerd, om te weten hoe men tegenover de verandering van woning staat en welke wensen men heeft. Dat geeft enkele aangrijpingspunten bij het bieden van een helpen de hand. Men moet ervan uitgaan dat de sanering tot stand moet komen. Ten slotte heeft de minister gezegd dat de be trokken huizen niet meer te verbeteren zijn. Zij zullen dus moeten worden gesloopt. Maar in verband met de sociale omstandigheden is het gemeentebestuur van me- 32

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1971 | | pagina 33