46
gepraat en touwtrekkerij geweest. Het resultaat was, dat
van de aanvullende begroting f. 20,000,-- werd afgetrok
ken. Het college heeft er dus bepaald op gelet dat deze
post geen buitengewone proporties aannam. Het totaal
bedrag is hoog, maar het is maar iets meer dan de helft
van de kosten die gepaard gaan met de bouw van een
schoollokaal. Als men vandaag een schoollokaal laat bou
wen, komt dit nl. met alles erop en eraan op f. 130.000,-
af. 135.000,-.
De heer PIEREN merkt op dat de wethouder is begon
nen te zeggen, dat hij behoefte had om wat duidelijkheid
te scheppen in de onderhavige materie. Spreker moet
evenwel zeggen dat hem na zoveel jaren raadslidmaat
schap de zaak helemaal onduidelijk is geworden. De wet
houder heeft op een gegeven moment medegedeeld dat
de raad de desbetreffende begroting niet heeft te beoor
delen, maar in feite alleen maar de centen ter beschik
king heeft te stellen.
De wethouder DIJKSTRA: Nee, ik
De heer PIEREN: Jawel, misschien heeft u het niet zo
gezegd, maar wel woorden van gelijke strekking gebe
zigd. Niet alleen ik, maar ook mevrouw Oranje heeft dit
zo opgevat. Wij hebben op dit punt enige ruggespraak
gehad.
Voortgaande zegt spreker dat hij zou willen weten wat
er gaat gebeuren als de gemeenteraad het voorstel afwijst.
De wethouder DIJKSTRA zegt dat de wet bij verzoeken
van besturen van bijzondere scholen aan de raad vraagt of
deze wil uitspreken, of hij medewerking wil verlenen,ja
of nee. Als de raad besluit tot medewerking, dan legt de
zelfde wet in de vorm van opgedragen zelfbestuur aan het
college van burgemeester en wethouders de uitwerking
van de aanvraag op, dat wil zeggen de beoordeling van
de vraag of het desbetreffende bedrag niet te hoog is en
of het werk geschiedt volgens normen van degelijkheid,
billijkheid enz.
Spreker is zijn betoog in eerste instantie begonnen om
dit naar voren te brengen, niet om kinderachtig te zijn,
niet om tegen de raad te zeggen: U hebt eigenlijk geen
recht van spreken, maar om duidelijk te maken hoe de
kwestie ligt. Spreker vindt het een logische zaak dat de
raad nieuwsgierig is en dat de raad wil weten wat het de
gemeente gaat kosten. Dat is des Pudels Kern. Als lid van
het college verkeert spreker in de vreemde positie dat hij
tegen de raad moet zeggen: Ik begrijp uw nieuwsgierig
heid, want ik wil het ook weten; als ik in uw stoel zat,
zou ik goed kwaad worden als mij niet werd gezegd hoe
veel het zou kosten. Maar strikt juridisch gesproken, kan
de raad alleen medewerking verlenen of weigeren en
dient deze aan het college over te laten de uitwerking
van een verleende medewerking.
In het exorbitante geval dat de raad medewerking zou
weigeren - hetzij voor een stichting van een school, hetzij
voor een verbouwing -, zou het college de aanvraag niet
kunnen uitvoeren. En het college voert nooit iets uit,
voordat de raad goedkeuring heeft verleend. Wanneer de
raad zijn medewerking weigert, kan het desbetreffende
bestuur in beroep gaan. Wanneer dit bestuur niet in be
roep ging, zou ongetwijfeld het college van gedeputeerde
staten zeggen: Wij brengen ambtshalve de post opnieuw
op. Dat is een extreme consequentie, die zich in Soest
nog nooit heeft voorgedaan en die hier hoogst waarschijn
lijk ook nooit zal voorkomen.
Spreker vindt het overigens een volstrekt logische zaak
dat de raad zegt: Als wij medewerking verlenen, willen
wij wel weten, waaraan en waartoe.
Mevrouw ORANJE-ENTINK merkt op dat de wethouder
heeft gezegd dat de aanvullende begroting f. 20.000,--
hoger was, maar dat het bestuur dit bedrag heeft laten
vallen, nadat de wethouder een poosje met dit bestuur
had gepraat. Zij vraagt zich af of er nog niet f. 20.000,-
had afgekund, als de wethouder iets langer met het be
stuur had gesproken. Hoe kan men nu in vredesnaam
waarmaken dat een paar toiletten f. 78.395,- gaat kos
ten? Is hier werkelijk wel met de nodige zuinigheid ge
werkt? Kan nog niet eens bekeken worden of het niet
een beetje voordeliger kan? Het geld kan nog voor zo
veel leuke, andere dingen worden besteed.
De heer SMITS merkt op dat het in het onderhavige ge
val gaat om gemeenschapsgeld. De vraag wie dit voteert,
lijkt hem minder belangrijk. Er is een begroting inge
diend van f. 42.000,-. Twee en een halfjaar later moet
er f. 37.000,- bij. Dat is gewoon iets beangstigends.
Medio 1970 is de nieuwe kostenopgave verstrekt. Op 16
september 1970 wordt een en ander goedgekeurd door
de inspecteur van het lager onderwijs. Waarom komt de
ze aanvraag dan nu pas in de raad, nu het zaakje klaar is?
De wethouder DIJKSTRA wil allereerst pogen om me
vrouw Oranje gerust te stellen.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Dat is heel moeilijk.
De wethouder DIJKSTRA: Ik zal mijn best doen.
Voortgaande zegt spreker dat het om een ingrijpende
verbouwing gaat. Als hij het goed heeft onthouden, is er
sprake van 16 nieuwe toiletten met doorgangen, met bui
zen, met nieuwe aansluitingen op het rioolstelsel van de
school. Daardoor is de gehele boel opgebroken geweest.
Men zou zich kunnen afvragen of dit de moeite loont bij
een school van deze ouderdom. Welnu, er moet hier op
het kompas worden gevaren van de bouwkundige advie
zen van de dienst gemeentewerken. Deze heeft het colle
ge te verstaan gegeven, dat het zich geen zorgen behoeft
te maken; dat de school weliswaar enige tientallen jaren
oud is, maar hecht gebouwd; dat alleen het bestaande
sanitair echter bepaald verouderd is. Spreker vond de
kwestie toch wel bevredigend opgelost omdat er - al
schrok hij met de raad van de kosten - ook in verwerkt
zit een stukje welzijnsverhoging.
De heer VAN EE: Och jeetje: f. 5.000,- per pot!
De wethouder DIJKSTRA merkt op dat men daarover
een geheel verschillend spraakgebruik kan hebben. Een
feit is dat men vandaag heel andere eisen heeft op het
gebied van het schoolsanitair dan in de dertiger en veerti
ger jaren. Toen kon het met open bakken en allerlei sim
pele urinoirs met wat er annex is. Men stelt tegenwoordig
geheel andere eisen en dat kost inderdaad heelveel geld.
Als er op sanitair gebied een school wordt vernieuwd,
gaat het, als het een ingrijpende vernieuwing is,
f. 80.000,- a f. 100.000,- kosten. Er liggen al enige der
gelijke plannen die in het stadium van voorbereiding zijn.
Het komt er op neer dat men niet meer tevreden kan
zijn met de opvattingen zoals die voor de oorlog ten aan
zien van het sanitair golden.
Als antwoord aan de heer Smits, die heeft opgemerkt dat
de begroting al medio 1970 is ingediend, zegt spreker
dat deze dingen soms erg traag gaan.
De heer SMITS: Ik heb gezegd dat het in september 1970
bij het college bekend was, dat de inspecteur voor het
lager onderwijs toestemming voor de verbouwing had ge
geven, Dan had men mogen verwachten dat de kwestie
snel daarna, of misschien wel daarvoor, in de raad was
gekomen, voor de verlening van het krediet en dat er dan
gebouwd zou worden. Nu is er gebouwd, voordat het
krediet beschikbaar is gesteld. Deze aanvraag had eerder