3. Een smalle basis voor wat de gegevens betreft; de
provinciale planologische commissie wijst daar ook op.
4. Cijfers ten aanzien van het percentage doorgaand
verkeer op de rijksweg die statistisch gesproken nogal
wild door elkaar schieten van 15% tot 45%, hetgeen de
betrouwbaarheid van het gemiddelde percentage aan
zienlijk verkleint. (Kennelijk zit er tussen tabel 6 en
de tekst op bladzijde 7 een hik. De tabel komt uit op
gemiddeld 32% doorgaand verkeer - zowel gewogen
als ongewogen terwijl de tekst spreekt van 29% die
dan nog om niet helemaal duidelijke redenen moet
worden verhoogd. Op verschillende plaatsen spreekt
het rapport van een sterker dan landelijk groeiend, lo
kaal verkeer, hetgeen evenwel uit de ten bewijze daar
van bijgevoegde grafiek in bijlage 4 geenszins blijkt).
5. Het algoritme gebruikt bij de verkeerstoedeling -
dat is het verdelen van het verkeer over het wegennet -
is dat van de kortste route. (Een algoritme is een prin
cipe volgens hetwelk zoiets in zijn werk gaat; dit is
computertaal). Er zijn aanzienlijk meer geavanceerde
algoritmen denkbaar en ook in de praktijk toegepast,
bijv. dat van de kortste reistijd. Dit algoritme is in staat
rekening te houden met restricties in de breedte of in
de capaciteit van bepaalde wegen en kruispunten, het
geen tot aanzienlijk meer realistische resultaten leidt.
(Dit punt is in verband met de Engweg van belang,
omdat de provinciale planologische commissie meent
dat deze weg betrekkelijk weinig allure moet hebben.
Dat betekent dat de in het rapport vermelde verkeers
stromen in de praktijk niet zullen kunnen worden ver
werkt. Daarmede dient men in het algoritme, dat het
verkeer over het gehele wegennet verdeelt, gewoon re
kening te houden, want anders krijgt men resultaten
die niet realistisch -z-ijn.)
6. Dat in het algemeen alternatieven zouden zijn door
gerekend, blijkt niet. Dit geldt zowel voor de wegen
structuur als voor bijv. de bevolkingsomvang. (Er is
wel een alternatief doorgerekend, nl. Engweg versus
weg om de Noord, maar het doorrekenen heeft niet
in het algemeen plaatsgevonden.)
7. Het middel is niet getoetst aan de werkelijkheid,
zodat niemand weet of het de werkelijkheid wel ver
mag te beschrijven. Een van de eerste eisen is altijd dat
een model moet worden getoetst op zijn realiteitsge
halte. Dat geldt zeker voor een model dat 25 jaar voor
uit wil kijken. Een van de eisen is dat het model in
staat moet zijn, met een foutenmarge van 10% tot
15% per wegvak, het huidige verkeer of het een jaar
geleden plaatsvindend verkeer te verklaren.
8. Er is geen fasering, bijv. in vier- of vijfjarige perio
den, gegeven.
9. Er heeft geen toetsing aan de financiële ruimte
plaatsgevonden.
Spreker heeft geprobeerd niet al te kritisch te zijn,
maar toch is hij gekomen tot een hele lijst van lacunes.
Deze wrijft hij overigens niet alle het verkeersadvies-
bureau Goudappel en Coffeng aan. De opdracht aan
dit bureau was kennelijk beperkt, zoals ook tijdens
de onlangs gehouden informele bijeenkomst van raads
leden is gebleken.
Er zijn ook lichtpunten. Deze zijn kortheidshalve sa
men te vatten in een zin: Er is in ieder geval een mo
del aanwezig waarmede alternatieven belangrijk kun
nen worden uitgedraaid.
Redenerend vanuit zijn dagelijkse bemoeienis met pro
blemen als de onderhavige - en wat dat betreft treft
het college het bijzonder (of misschien ook juist niet)
- constateert spreker dat de eerste horde is genomen.
Maar er zullen er nog heel wat moeten worden ge
nomen. E>e gemeente Soest staat nog maar aan het
begin van een weg die - als hij helemaal is afgereden -
zal kunnen blijken rijke vrucht te hebben gedragen.
Daartoe is het nodig dat men zich aangordt om onbe
vooroordeeld - in samenwerking met het adviesbureau
Goudappel en Coffeng - de hordenloop te vervolgen.
Dit zal behalve werk en aandacht ook bijzonder veel
geld kosten. De V. V.D.-fractie is bereid in te stemmen
met voorstellen die het beschikbaar stellen van geld
beogen.
Thans wil spreker terugkeren tot het onderhavige
voorstel. De fractie acht dit voorstel niet opportuun.
Het college wil de raad verleiden veel verder te gaan
dan de stand van het onderzoek op dit moment toe
laat. Spreker laat daarbij uitdrukkelijk de kwaliteit
van het onderzoek buiten beschouwing. Een voorstel
om met Goudappel en Coffeng verder in zee te gaan
zou wellicht - onder nauw omschreven voorwaarden
betreffende de eisen te stellen aan alternatieven, fase
ring en financiële planning - de medewerking van de
fractie hebben kunnen verwerven, maar zij heeft geen
enkele behoefte aan het onderhavige voorstel dat zo
veel verder gaat. Het onderwerpelijke voorstel is be
paald inopportuun, te meer daar het investeringsplan
de komende maand zal verschijnen. De fractie acht
de problematiek die in dat investeringsplan zal wor
den behandeld zowel prealabel als essentieel (als ach
tergrond voor het verkeersvraagstuk) voor de onder
havige kwestie.
Spreker verzoekt dan ook met klem het onderhavige
voorstel aan te houden. Het kan na enige tijd - na dis
cussie over het verkeersplan - opnieuw (en dan wellicht
verbeterd) aan de orde worden gesteld.
De heer JONKER herinnert eraan dat hij tijdens de
op 29 april jl. gehouden informele raadsvergadering
uitvoerig is ingegaan op een aantal bezwaren die de
fractie van D'66 heeft tegen het verkeersstructuur-
plan en de gang van zaken rondom dit plan. Hij kan
derhalve thans volstaan met een kort resumé.
De fractie vindt het nog steeds een weinig fraaie gang
van zaken dat een nota, die genoeg belangrijke zaken
bevatte om een van de provinciale adviesorganen op
zijn aanvankelijk negatieve standpunt inzake de Eng
weg te doen terugkeren, in vrijwel ongewijzigde vorm
pas een halfjaar later aan de raadsleden werd voorge
legd.
Thans de nota zelf. Ter vermijding van misverstanden
zij opgemerkt dat spreker niet twijfelt aan de integri
teit van de heer Van Gurp van het bureau Goudappel
en Coffeng. De fractie gelooft dat de heer Van Gurp
met de gegeven uitgangspunten en de hem ter be
schikking staande cijfers naar beste weten heeft geëxer
ceerd.
Zoals op de eerste bladzijde van het verkeersstructuur-
plan wordt gesteld, was het plan bedoeld als een toet
sing van een reeds gegeven kader, te weten de struc
tuurnota 1967 van het bureau Van Embden.
Voorts richten de bezwaren van de fractie van D'66
zich tegen de gehanteerde bevolkingsprognosecijfers,
de verouderde cijfers over het forensisme, de verde
ling tussen werkgelegenheid in nijverheid en diensten
sector, het gebrek aan alternatieven, de onvoldoende
aandacht voor het openbaar vervoer en de wenselijke
financiële basis van het geheel, zoals die ook is gesigna
leerd in het p.p.c.-advies over de Engweg.
Een belangrijke peiler van de nota is voorts het on
derzoek naar het percentage doorgaand verkeer in