wering dat spreker informatie zou achterhouden en
dat de Wijkraad daardoor niet goed zou functioneren.
De heer VAN POPPELEN wil alleen graag voor de
duidelijkheid weten wie degene was die excuses zou
hebben aangeboden.
De heer VEENENDAAL (voorzitter van de Wijkraad)
antwoordt dat een geestverwant van de groepering
van de heer Van Poppelen in een besloten vergadering
duidelijk heeft gemaakt dat het niet de bedoeling was
geweest te zeggen, dat de voorzitter van de Wijkraad
informatie had achtergehouden. Het was wel zo in de
pers gekomen.
De heer VAN POPPELEN wil hierop graag even in
gaan. De brief die door de fracties van de K.V.P. en
de Protestants-Christelijke Groepering is geschreven,
had alleen tot doel de Wijkraad beter te doen functio
neren. De beide fracties zijn blij met het antwoord
dat het college heeft gegeven, namelijk dat naar een
goede samenwerking wordt gestreefd en dat alle leden
van de Wijkraad de stukken zullen krijgen toegezon
den. Het zijn de confessionele partijen die een betere
samenwerking tussen Wijkraad en gemeentebestuur
hebben willen bereiken en daarom gaat het spreker
te ver dat in deze openbare raadsvergadering wordt
gesteld dat van die kant excuses zijn aangeboden. Hij
gelooft hier niets van. Als dit wèl gebeurd is, komt dit
geheel voor de verantwoordelijkheid van het betrok
ken lid van de Wijkraad.
Het is de gewoonte van de protestants-christelijke par
tijen en de K.V.P. om, met uitzondering van de zo
mermaanden, eens in de maand ergens in Soest een
openbare zitting te houden, waar iedere burger met
vragen kan komen. Ook in Soesterberg is een keer
zo'n zitting gehouden, waarbij enkele leden van de
Wijkraad een boekje hebben open gedaan. De pers
was daarbij aanwezig en nu is het naar sprekers me
ning het goed recht van de pers om te publiceren wat
die Wijkraadsleden hebben gezegd. In de brief van de
beide fracties is dit niet gebeurd; daarin is alleen ge
vraagd naar een betere samenwerking te streven. De
vuile was van de Wijkraad is dus niet buiten gehangen
door de K.V.P., maar door leden van de Wijkraad zelf.
De VOORZITTER meent dat niet méér was moet wor
den buiten gehangen, of die was nu vuil of schoon is,
maar dat men zich beter kan conformeren aan de
brief die het college aan de Wijkraad zal schrijven.
Een ieder zal zijn best doen om de Wijkraad heter te
laten functioneren. Het moet van twee kanten komen:
De Wijkraad moet worden geïnformeerd, maar moet
zelf college en raad zo veel mogelijk informeren.
Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
b. Brief d.d. 14 april 1972 van gedeputeerde staten
van Utrecht, waarbij wordt toegezonden de nota ter
voorbereiding van een concept-structuurschets voor
de bestuurlijke indeling van de provincie Utrecht met
het voorstel te reageren overeenkomstig de ter inzage
gelegde ontwerp-brief.
Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES
heeft zich even afgevraagd wie de ontwerp brief nu
eigenlijk schrijft, het college of de raad. Op de pers
conferentie die indertijd is gehouden met betrekking
tot de nota ter voorbereiding van een concept-struc
tuurschets, heeft de commissaris van de Koningin
duidelijk gesteld, dat de gemeenteraden zich over deze
materie zouden moeten uitspreken. Nu is het waar
schijnlijk wel de bedoeling de voorliggende concept
brief namens de raad te verzenden, maar dit komt niet
duidelijk tot uitdrukking. Er komen wel steeds zinsne
den in voor als: „Ons gemeentebestuur is van me
ning Het gemeentebestuur is nog altijd de raad en
dus neemt spreekster aan, dat het ook de raad is die de
brief verstuurt. Misschien kan voor alle duidelijkheid
in de brief worden vermeld dat het college mede na
mens de raad schrijft.
Als men het erover eens is dat men als gemeenteraad
de brief van gedeputeerde staten beantwoordt, rijst de
vraag hoe men meent dit te kunnen doen zonder de
gemeentenaren te hebben geraadpleegd over een zo be
langrijke materie als het invoeren van een nieuwe be
stuursvorm in het gebied waarin deze gemeente is ge
legen. In de brief van gedeputeerde staten aan burge
meester en wethouders van 14 april 1972, de brief die
thans moet worden beantwoord, wordt op bladz. 2 ge
steld:
"Naar onze mening ligt het vervolgens op uw weg de
plaatselijke bevolking over de door ons kenbaar ge
maakte voorlopige denkbeelden in een door u te kie
zen vorm te informeren".
Welke vorm heeft het college nu gekozen? Geen enke
le, of het zou de informele, d.w.z. besloten raadsver
gadering van begin juli moeten zijn. Daarna had het
antwoord op de brief van gedeputeerde staten al ver
stuurd kunnen worden als niet spreeksters fractiege
noot alsnog om een openbare behandeling had ge
vraagd. Die openbare behandeling vindt thans plaats,
en wel in een openbare raadsvergadering en niet in
een speciaal voor de bevolking belegde bijeenkomst.
Deze gang van zaken is voor haar fractie hoogst onbe
vredigend. Aangezien de brief van gedeputeerde staten
uiterlijk vóór 1 september moet worden beantwoord,
rest de raad nauwelijks nog tijd het gemaakte verzuim
te herstellen. Derhalve verzoekt spreekster het college
alsnog - en liefst op korte termijn - een voorlichtings
avond te organiseren, waarbij de bevolking op een uit
gebreidere manier dan via de publiciteitsmedia moge
lijk was, kennis kan nemen van een zo belangrijke
zaak als de bestuurlijke herindeling. Zij meent dat de
minste verantwoordelijkheid van volksvertegenwoordi
gers is, de bevolking vroegtijdig en uitgebreid voor te
lichten over de manier waarop zij wordt of zal worden
bestuurd. Let wel, zij kan zich heel goed met de con
cept-brief verenigen; haar bezwaar richt zich alleen te
gen de wijze waarop dat concept tot stand is gekomen.
Een dergelijke werkwijze werkt enerzijds politieke on
verschilligheid in de hand en geeft anderzijds voedsel
aan wrevel, verzet en wantrouwen bij de - gelukkig -
steeds groter wordende groep van mondige burgers.
Spreekster hoopt dat raad en college zullen hebben
begrepen, dat haar fractie met deze opmerkingen te
vens naar voren heeft willen brengen, dat het steeds
vaker voorkomen van zogenaamde informele raadsver
gaderingen haar tegen de borst stuit.
De heer VAN EE wil even stilstaan bij de laatste para
graaf op blz. 2 van de concept-brief, waar wordt ge
sproken over financiën. Hij kan begrijpen dat voor de
uitvoering van bepaalde taken die de gemeenten niet
apart, maar wel gezamenlijk kunnen uitvoeren, geld
nodig is, maar hij meent niet dat ernaar moet worden
gestreefd eerst geld te hebben voordat men iets gaat
doen. Men zal met elkaar de bestaande taken onder de
loep moeten nemen, teneinde te bekijken of het mo-