dat de gemeente zich maar tot de V.A.M, moest wen
den, nadat deze een nogal commercieel verhaaltje
had afgestoken.
De gemeente heeit in het verleden bijzonder goed
werk verricht ten aanzien van de zuivering van riool
water. Zij is er ook als de kippen bij geweest om de
subsidiemogelijkheden uit te buiten. Des te spijtiger
is het dan ook dat er nu een bestuurslaag tussenge-
schoven wordt die eigenlijk niemand aanspreekt.
Wethouder EBBERS wil eerst ingaan op de opmerkin
gen van de heren Pieren en Verheus over het feit dat
dit punt in geen enkele commissie is besproken. Hij
zal daartoe even in het verleden teruggaan.
Op 1 december 1970 is de wet op de verontreiniging
van het oppervlaktewater in werking getreden. Op
5 mei 1971 hebben de colleges van burgemeester en
wethouders van Zeist, Amersfoort, Soest, Baarn,
Veenendaal en Utrecht een gesprek gehad met gede
puteerde staten over de wijze waarop de wet in de
provincie zou moeten worden uitgevoerd. Daarbij
werd door de provincie al direct gesuggereerd dat het
het beste zou zijn deze zaak geheel aan de provincie
over te dragen. De uitgenodigde gemeenten hebben
zich daartegen heftig verzet; zij hebben getracht in
ieder geval tot zuiveringschappen te komen, omdat
zij daarin meer inspraak zouden hebben. In decem
ber van het afgelopen jaar is in deze raad een motie
aan de orde geweest waarin werd gepleit voor bestrij
ding van de verontreiniging van het oppervlaktewater
per stroomgebied, zodat men daarmee over de gren
zen van de provincie zou kunnen gaan.
In die vergadering van 5 mei hebben de gemeenten
tot de gedeputeerden Hooft Graafland en Sikkes ge
zegd: „Dit overvalt ons een beetje; wij willen deze
zaak graag eerst in de colleges aan de orde stellen."
In de maand juni is toen een brief naar gedeputeerde
staten gestuurd, geschreven namens de gemeenten
Soest, Baarn, Zeist, Amersfoort en zelfs De Bilt,
waarin het instellen van zuiveringschappen werd be
pleit. Daarop heeft op 25 augustus opnieuw een ver
gadering met gedeputeerde staten plaatsgevonden,
waarbij is gesteld dat de provincie in eerste instantie
zelf voor deze zaak wilde zorgen, maar dat men de
instelling van schappen niet direct uitsloot De water
schappen zouden daarvoor niet geschikt zijn, omdat
de provincie Utrecht verdeeld is in een groot aantal
kleine waterschappen. De betrokken gemeenten heb
ben echter gezegd dat het wel erg nai'ef zou zijn te
geloven dat iets dat eenmaal in handen van de provin
cie is, later in handen van zuiveringschappen zou ko
men.
Daarna zijn ook voor de kleinere gemeenten hoorzit
tingen gehouden; de meningen waren daar verdeeld.
De unie van waterschappen in de provincie Utrecht
heeft zich nadrukkelijk voor zuiveringschappen uitge
sproken, evenals de kamers van koophandel en fabrie
ken. Eind van het jaar of begin januari kreeg het col
lege de agenda voor de statenvergadering van januari
onder ogen, en tot zijn grofe verbazing stond daarop
het voorstel om de zuivering van het oppervlaktewa
ter aan de provincie op te dragen De gemeenten had
den dus niets meer te vertellen. Kort voor die staten
vergadering zijn de gemeenten opnieuw bijeen geko
men en hebben zij een brief gestuurd aan de provin
ciale staten. In de staten is het voorstel er echter met
vlag en wimpel doorgekomen; er waren enkele tegen
stemmers, onder wie de vertegenwoordigers uit Eem-
land, de heren Smink en De Wilde. Daarmee was de
zaak in feite af. Het college heeft nog onderzocht of
het mogelijk was tegen de betrokken verordening be
roep aan te tekenen, maar die mogelijkheid bleek niet
aanwezig. Wel heeft het nog bezwaren tegen de veror
dening ingebracht.
Spreker heeft nadien nog contact opgenomen met de
overige gemeenten, maar die vielen successievelijk al
lemaal af. Dit is de gang van zaken tot nu toe, die ook
het gemeentebestuur heeft overvallen. Alles is in een
zodanig tempo gebeurd dat men amper tijd heeft ge
had te reageren. Zo werd gezegd dat de verordening in
mei zou worden behandeld. Het college heeft telefo
nisch gevraagd wanneer dit zou gebeuren, waarop men
zei dat het college nader zou worden ingelicht. Het
college heeft daarna zelfs nog een telegram gestuurd,
waarop toen werd geantwoord dat het college een en
ander in de dagbladen had kunnen lezen.
Als men dat voorlichting noemt, vindt spreker die bij
zonder slecht.
De heer PIEREN is dankbaar voor hetgeen de heer
Ebbers heeft medegedeeld. De motie die indertijd in
de raad is behandeld, staat hiervan echter los, want
daarna zijn de besprekingen tussen het college en ge
deputeerde staten begonnen. Het had nu op de weg
van het college gelegen de raad daarover te informeren.
Deze zaak is natuurlijk in het compostbedrijf aan de
orde geweest, maar ook de raad had over zo'n belang
rijke zaak moeten worden ingelicht. Met de wethou
der is hij van mening dat de provincie in dezen inbreuk
maakt op de autonomie van de gemeenten.
Wethouder EBBERS wijst erop dat de motie in decem
ber 1971 is behandeld. De laatste bespreking met ge
deputeerde staten dateerde toen van 25 augustus 1971.
Het college verkeerde toen nog in de mening dat ge
deputeerde staten nog geen beslissing hadden genomen
en dat zij rekening wilden houden met de bezwaren
van de gemeenten. Dat dit niet juist was, bleek toen
de agenda voor de januarivergadering van de staten
verscheen. De zaak was toen al bekeken.
De VOORZITTER: En dat had de heer Pieren graag
in januari willen weten.
De heer Oldenboom sprak nog over de provincie en
over de gewestelijke indeling. Over dit onderwerp zou
men urenlang kunnen praten, maar spreekster heeft
niet meer deiillusie dat men hier op korte termijn uit
zal komen.
Wethouder EBBERS is de heer Verheus nog een ant
woord schuldig met betrekking tot de kosten van de
persleiding. Het college heeft de indruk - een indruk
die door de directeur van gemeentewerken met enige
voorzichtigheid wordt gedeeld - dat de provincie be
reid is de kosten van de persleiding voor haar rekening
te nemen. Hij kan dit alleen niet garanderen.
De VOORZITTER voegt hieraan toe dat net gisteren
of vandaag een circulaire van de provincie is ontvan
gen, waarin wordt gezegd dat de provincie haar ver
plichtingen zal nakomen, ook wanneer de overdracht
per 1 januari nog geen feit zal zijn. De provincie
neemt dus de kosten voor haar rekening.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
215 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet
voor het vernieuwen van voordeuren van woningen
aan de Klaarwaterweg (complex II).
Mevrouw KORTHUIS-ELION deelt mede dat haar